028

211 9 0
                                    

Voor ons verschijnt een enorm monster, met drie koppen en enorme grote tanden. Zijn ogen kijken deze kant op en Percy begint wat te stotteren over een rottweiler, right Percy.

"Ik zie hem steeds beter," mompelt Percy. "Hoe komt dat?"

"We komen steeds dichter bij het doodzijn," antwoord ik.

Percy kijkt me bang aan en ik glimlach hem bemoedigend toe, we zijn nu zover gekomen. We kunnen niet terug.

"Hij kan levenden ruiken," piept Grover.

"Maar dat is niet erg," zegt Annabeth trillend. "Want we hebben een plan."

"Precies," zucht ik.

We lopen op het monster af.

"Kun je hem verstaan?" vraagt Percy aan Grover.

Hij knikt een beetje héél bang.

Percy haalt een stuk hout uit zijn rugzak en houdt hem omhoog.

"Hé, grote jongen," roept hij. "Ik durf te wedden dat ze niet vaak met je spelen."

Cerberus gromt hard.

Hij zwaait met zijn stukje hout en krijgt de aandacht van Cerberus. Met een zwaai gooit Percy de stok weg en roept iets in de richting van 'zoek'. Maar Cerberus gaat er niet op af, en we mogen nu beginnen met het vrezen voor onze levens. Daar gaat ons plan.

"Eh," mompelt Grover. "Percy?"

Percy mompelt wat.

"Cerbus zegt dat we tien seconden hebben om te bidden tot een god naar eigen keuze. En dan, nouja, hij heeft honger."

"Wacht!" roept Annabeth en ze begint in haar rugzak te rommelen. Ik hoop maar voor een wonder want ik heb het gevoel dat mijn vader me niet echt wacht.

"Vijf seconden," piept Grover.

Annabeth haalt een rode rubberbal tevoorschijn. Ze loopt met de bal recht op Cerberus af. "Zie je de bal?" roept ze. "Wil je de bal? Zit!"

Iedereen, zelfs Cerberus, kijkt Annabeth verbaasd aan. Maar dan gaat Cerberus doodleuk zitten, en plet daarbij honderden geesten.

"Braaf!"

Ze gooit de bal naar Cerberus en de springt vrolijk op en pakt de bal. Hij kijkt Annabeth kwispelend aan. Ze beveelt dat hij los moet laten en dat doet hij. Ik kijk vertederd toe en vergeet even dat we in de onderwereld zijn en dat Cerberus net bijna onze hoofden eraf had gebeten.

"Nu. De middelste rij, die is het snelst."

Grover en Percy willen protesteren maar ik trek ze mee. We lopen voorzichtig naar voren en Annabeth leidt Cerberus af.

We lopen door de poort onder de enorme kont van Cerberus door. Gelukkig heeft hij nu niet een rare gedachtenkronkel om eventjes te gaan zitten en komen we er veilig door.

Uiteindelijk vallen de koppen van de hond elkaar aan en kan Annabeth veilig bij ons komen.

We willen net weg rennen als we een zielige jank horen, meteen draaien Annabeth en ik ons om maar Percy en Grover zuchten.

Cerberus kijkt onze kant op en hijgt verwachtingsvol.

"Brave hond," zegt Annabeth verdrietig.

Hij houdt zijn kop schuin, net alsof hij zich zorgen over ons maakt.

"Ik kom je zo snel mogelijk een nieuwe bal brengen," beloofd ze hem. De hond jankt zacht.

We rennen ervandoor en zodra we langs de metaaldetector komen begint die hard te brullen. We bedenken ons geen moment en sprinten weg.

Na een paar minuten verschuilen we ons onder een rottende boomstronk.

Grover kijkt ons nog nahijgend aan. "En Percy, wat hebben we vandaag geleerd?"

"Dat driekoppige honden meer van rode rubberballen houden dan van stokken?"

"Nee," zegt Grover geamuseerd. "We hebben geleerd dat jouw plannen echt om te janken zijn!"

lost  percy jacksonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu