Hoofdstuk 24

215 15 3
                                    

Thomas Pov

Ik ga zitten op het stoeltje dat aan de tafel staat. De kamer is enkel verlicht met een TL-buis die koud licht geeft, en de witte stenen muren maken het ook niet erg huiselijk. Meneer Steeg kijkt me even aan en geeft een knikje. 'Je kan hier wachten, ze komt er zo aan' zegt hij waarna hij de deur weer dicht doet. Ik zucht en blijf wachten terwijl ik zenuwachtig met de touwtjes van mijn armbandje speel. Een armbandje dat ik ooit van Naomi heb gekregen. Het bestaat uit niet veel meer dan een wit koortje en drie kraaltjes, maar het is voor mij een van mijn meest kostbare bezittingen. Ik doe hem dan ook nooit af en het is het een beetje mijn dingetje geworden waar ik naar kijk als ik me slecht voel. Ik kijk daar naar en vergeet alles om me heen en stel me voor dat ik gewoon thuis op mijn slaapkamer zit. Mijn vaders gewoon op de bank en Naomi in haar bedje onderweg naar dromenland. En als ik gestresst of zenuwachtig ben, speel ik automatisch met de touwtjes.

Ik kijk op als de deur open gaat en er een vrouw met zilverblond haar op schouderlengte, een donkerblauw pak en een stapel papieren tussen haar arm en borst geklemd binnen komt. Ze loopt naar me toe en geeft me een brede glimlach. Ik ga staan als ze haar hand uitsteekt. 'Hey, Monique Breems, aangenaam' stelt ze zichzelf voor. 'Thomas van de Graaf' zeg ik netjes, waarna ik weer ga zitten. Ze schuift de stoel tegenover mij naar achter en gaat zitten waarna ze de stapel papieren op tafel legt. 'Goed, Thomas, ik ga je zo wat vragen stellen, en het is belangrijk dat je zo compleet mogelijk op die vragen antwoord. Alleen op die manier kan ik een stevige verwering neerzetten.' Zegt ze. 'Weet u eigenlijk al waarvoor we terecht staan precies? Ik heb gehoord dat er een jongen in kritieke toestand in het ziekenhuis lag, maar niemand van ons weet precies wie en wat er is gebeurd.'

De glimlach van de vrouw verdwijnt langzaam van haar gezicht, waardoor ik het gevoel krijg dat ze niet op de hoogte was van dat ik nog niks weet. 'Nou... Ik weet niet of ik de aangewezen persoon ben om dit te vertellen, maar ik denk dat je het recht hebt om te weten wat er aan de hand is.' Zegt ze. Ik blijf haar zenuwachtig aankijken. Monique bladert door de papieren en trekt er een uit, waarna ze haar keel schraapt. 'Gisteravond, om vijf over 10, is de heer Melle van Dam, die na een vechtpartij enkele dagen daarvoor in de Portugese stad Albufeira in kritieke toestand in het was opgenomen in het Lusiadas Ziekenhuis in Albufeira, helaas aan zijn verwondingen overleden. De familie van de Heer van Dam heeft in verband met deze gebeurtenis de volgende personen aangeklaagd: de heer Thomas van de Graaf, de heer Lucas de Graaf, de heer Jort van Heest en de heer Casper ter Reegen. Deze personen zijn kort na het incident gearresteerd door de Portugese autoriteiten en vervolgens overgebracht naar de Penitentiaire inrichting Utrecht. De politie zal een grondig onderzoek instellen naar de omstandigheden van deze tragische gebeurtenis. Zodra het bewijsmateriaal is verzameld zal het aan de rechter worden voorgelegd. De rechter zal dan per individueel geval een uitspraak doen over de op te leggen strafmaatregelen.'

Met een leeg gevoel blijf ik staren naar het touwtje dat tussen mijn vingers beweegt. Hij is dus overleden. Hij is overleden en wij krijgen de schuld. 'Hé' ik zie een hand in mijn zicht komen die kort op mijn hand gelegd wordt. Langzaam kijk ik op. 'Dit betekend niet gelijk het ergste hè? Laten we gewoon beginnen bij het begin. Bij het begin van jouw ervaring.' Ik zucht. Mijn hoofd is zo leeg. Het lijkt alsof ik niets meer weet. Niets meer voel. 'Ik-'. Ik weet eigenlijk niet eens waar ik moet beginnen. 'Laten we het anders doen. Eerder op de avond, waar was je toen? En met wie?' Mijn gedachten gaan even terug naar de club. Naar hoe ik daar vrolijk stond te feesten met mijn beste vrienden. Nog geen idee hebbende van wat er een paar uur later stond te gebeuren.

'Ik was met Casper, Jort en Lucas in een van de clubs op de strip. We waren er al een paar uur. We waren allemaal aangeschoten, maar niet dronken. Misschien was Jort een beetje dronken, die kan gewoon niks hebben. Maar verder was alles oké.' Vertel ik. 'Zijn zij jouw beste vrienden?' Vraagt de vrouw door. Ik knik. 'Ja, we kennen elkaar eigenlijk al bijna ons hele leven'. Monique knikt en schrijft wat op. 'Is er nog iets gebeurd in de club? Een opstootje of iets dergelijks? Het hoeft niet eens iets met jullie te maken te hebben'. Ik denk na. De ID kaart. Ik weet het weer. 'Casper was zijn ID kwijt, dat wist hij zelf nog niet, tot iemand hem aanstootte en vroeg of de ID kaart die hij had gevonden van een van ons was'. Monique schrijft weer wat op. 'En?' 'Casper zei dat die inderdaad van hem was, en toen begon die jongen een beetje lacherig te vragen naar of hij tenniste, omdat hij door kreeg dat Casper de zoon is van Milo ter Reegen. En ik deed mee, dat doen we wel vaker als Casper wordt herkent'. 'En werd Casper boos?' Ik schud mijn hoofd. 'Hij negeerde het meer eigenlijk. Hij was een beetje chagrijnig, en snauwde hem en mij een beetje af, maar de jongen liet ons al snel weer met rust en daarna was het allang weer vergeten'.

'Heb je die jongen daarna nog een keer gezien?' Monique kijkt me aan. Ik denk na. Over de rest van de avond. Over het moment dat het mis ging. Het moment dat Caspers geduld op was. Het speelt zich als een film in mijn hoofd af. Tot de film op pauze wordt gezet, wanneer ik me omdraai en kijk naar de jongen die Caspers arm had vast gepakt. Voor het eerst leg ik het verband. 'J-ja' stotter ik verbaast. Monique kijkt me verwachtingsvol aan. 'De- t-toen we de club uit kwamen werd er geschreeuwd naar Casper. Zijn achternaam. Casper negeerde het, maar werd toen vast gepakt door diezelfde jongen die we in de club hadden gezien. Hij begon agressief te schreeuwen en ik zag Casper langzaam boos worden. Tot de jongen hem een duw gaf. Lucas probeerde hem nog te kalmeren, maar het had geen zin meer. Casper begon terug te vechten, en de hele groep jongens die bij de andere jongen hoorde vielen ons aan.' 'En jij?' Ik schud mijn hoofd. 'Ik kreeg een klap, en vanaf toen ben ik volgens Lucas terug gaan vechten, maar daar weet ik zelf niets meer van.' Ik kijk weer naar de tafel. Ik heb het voor mezelf verpest. Maar ik kon er niks aan doen. Het gebeurde gewoon. Monique blijft stil en ik hoop de pen over het papier krabbelen.

Als ik het bladeren van papier hoor ik kijk weer op. Monique trekt een aantal A4tjes uit de stapel en legt ze voor me neer. Het zijn foto's van een aantal verschillende jongens. Ik denk de jongens die ook bij het gevecht waren. 'Herken je een van deze jongens?' Pijnzend ga ik elke foto bij langs, tot ik er 1 aanwijs. 'Dit is de jongen die agressief tegen Capset begon te doen.' Wijs ik aan. 'En de rest?' Ik kijk nog wat verder. Tot ik een ander gezicht herken. Het gezicht dat ik zag nadat ik een klap voelde. 'Deze jongen begon mij te slaan.' Zeg ik. Monique knikt moeilijk voor ze de foto's weer terug stopt in de stapel en even zucht. 'De gene met wie jij hebt gevochten is Wessel Hendrix, hij ligt met lichte verwondingen in het ziekenhuis.' Ik knik moeilijk. Mijn keel is droog, en het lijkt alsof ik geen stem meer heb. 'E-en de andere? Die waarmee Casper in gevecht was?' Monique drukt even haar lippen op elkaar terwijl ze de stapel tussen haar vingers neemt. 'De ander is Melle van Dam'.

Tot je vrij bent II: zo vader, zo zoon Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu