Hoofdstuk 22

254 21 2
                                    

Thomas Pov

De glimlach die op Caspers gezicht stond smelt weg als sneeuw voor de zon. Met een moedeloze blik staart hij naar de kale witte muur tegenover ons. 'Ik heb het gelezen, en vanaf toen heb ik me alleen maar zorgen om jou gemaakt' zeg ik zacht. 'Wil je- wil je iets vertellen? Hoe ging het bij jou vanmiddag?' Vraag ik hoopvol. 'Ik wil het er eigenlijk niet over hebben Tom' zegt hij monotoon waarna hij opstaat van bed en naar zijn eigen kant loopt. 'Maar denk je niet dat het beter is-'. 'Nee hoeft niet'. Casper kapt mijn zin af terwijl hij zijn kleren uit gooit in een hoek. Ik zucht gefrustreerd. Waarom vraagt hij naar mijn middag als hij niets wil vertellen over de zijne? Ik dacht juist dat dit het punt was waarop we even een moment hadden om dit met elkaar te delen. 'Cas, je moet het niet opkroppen hè? We hebben alleen elkaar en je kan veel beter-'. 'Thomas'. Ik hou mijn adem in als Casper zich met een kwade blik naar me omdraait. 'Ik zei verdomme Nee, dus hou dan ook je fucking bek dicht. Je was ziek toch? Kan je beter gaan slapen denk ik' sist hij. Ik slik moeilijk. Casper loopt de hoek om en een seconde later hoor ik de badkamer deur openen en sluiten. Met een bonkend hart en een draaiend hoofd ga ik liggen. Ik trap mijn schoenen en kleren uit en gooi ze naar het einde van het bed waarna ik dekens optil en me er onder verstop. De zin die ik had om met mijn eigen tandenborstel mijn tanden te poetsen en misschien nog even te douchen met mijn eigen zeep is ineens weg. Ik wil gewoon slapen. Ik wil dat deze dag zo snel mogelijk voorbij is. Zodat ik het kan vergeten. Zodat ik morgen weer Jort en Lucas kan zien, die beter in praten zijn dan ik. Die weten wel hoe ze om moeten gaan met de agressie van Casper. Die weten hoe ze om moeten gaan met emoties, en hoe je die zo ver mogelijk weg stopt.

Na een tijdje stil te hebben gelegen hoor ik weer voetstappen. Casper is terug gekomen uit de badkamer. Ik zie het laatste beetje licht dat nog onder de dekens kon komen verdwijnen en constateer dat Casper het licht heeft uitgedaan. Ik hoor hem zacht zijn keel schrapen en wat bewegingen van het bed tegen de andere muur. Ik heb het bloedheet, maar ik denk er niet aan om ook maar een beetje te bewegen of onder de dekens vandaan te komen. Ik wil Casper voor vandaag niet meer onder ogen komen. Ik wil hem gewoon even niet meer zien. Ik wil even alles wat met hem te maken heeft vergeten.

Ondanks de hitte, en de overuren die mijn hoofd draait, zak ik toch langzaam steeds verder weg in de vermoeidheid en de slaap die ik heb. Slaap die wordt verstoord wanneer ik ineens een zachte stem hoor. Ik heb geen idee hoeveel tijd er voorbij is gegaan en of ik lang heb geslapen of niet. Langzaam laat ik de dekens zakken. 'Tom...'. Casper fluistert opnieuw zacht mijn naam. 'Ja' fluister ik. 'Sliep je al?' Vraagt hij zacht. 'Weet ik niet, ik ben nu in ieder geval wakker'. 'Sorry' fluistert hij. 'Sorry voor wat?' Vraag ik. 'Dat ik je wakker maakte, dat ik boos op je was, dat ik ons in deze situatie heb gebracht, sorry voor alles'. Ik zucht en ga rechtop zitten. Ik doe mijn best om iets te zien met het weinige licht dat er in de cel is, en ga op zoek naar mijn koffer. 'Wat ga je doen?'. 'Mijn koffer zoeken'. Ik strompel een beetje door de kamer en voel overal tot ik ineens het geribbelde plastic van mijn koffer voel. Ik leg hem op de grond en voel waar de rits is. Wanneer ik die ook heb gevonden rits ik de koffer open en voel ik met mijn handen over de bovenkant. 'Ah, gevonden' fluister ik. Ik voel het koude metaal van het lampje langs mijn vingers gaan. Het is een lampje die je aan je bed kan vast klemmen, en mijn vader verplichtte me haast om dit mee te nemen, en ik kan nu wel begrijpen waarom. Ik klik het lampje aan en ga staan, waarna ik omdraai. Ik zie Casper met zijn ogen een beetje samen geknepen naar me kijken. Ik kijk hem blij aan als ik het lampje omhoog houdt, waarmee het licht perongeluk exact in zijn ogen schijnt. 'Ah, Tom, kaolo mongool' kreunt hij pijnlijk terwijl hij wegdraait en zijn hand naar het licht toe houdt. Ik schiet in de lach. 'Oh, sorry, dat ging niet expres' fluister ik lachend. 'Jaja'. Ik klip het lampje vast aan de bedrand en richt hem op de muur die zo op een zachte manier het licht weerkaatst, waardoor de kamer nu een klein beetje verlicht is. Ik ga op bed zitten, opnieuw met mijn rug tegen de muur. Casper zit nogsteeds met zijn ogen samengeknepen naar me te kijken, alsof hij net wakker is geworden van een winterslaap. 'Wil je het nog eens over doen?' Vraag ik zacht. Casper ademt eens diep in en uit, en laat zich dan uit het bed glijden. Binnen 1 pas zit hij al op mijn bed en schuift hij zichzelf naar de muur toe, waar hij naast mij tegen aan komt zitten en voor zich uit in de duisternis staart. 'Vertel over je middag Cas' zeg ik zacht. Ik wil niet te opdringerig klinken, maar hem wel het gevoel geven dat hij nu alle tijd heeft om zijn verhaal te doen. Casper beweegt zijn duimen rond elkaar alsof hij zenuwachtig is. 'Ik zat in de bus, en een van die chaps voorin de bus begon ineens over dat ik goed naar hun moet luisteren als we bij mijn huis zijn, voor mijn eigen veiligheid. Ik dacht hij maakt een grapje. Alleen toen we Gouda binnen reden kwamen er ineens 4 politie wagens om ons heen rijden, en toen begon ik me te beseffen dat het geen grapje was.' Casper kijkt omlaag naar zijn eigen handen. Ondanks dat het echt een uitleg is alsof hij zijn avontuur uit het weekend verteld, hoor ik aan zijn stem dat hij het moeilijk vindt om te praten. 'Voor mijn huis stonden honderden mensen met Camera's, microfoons. Allemaal tegen die bus aan te bonken, te kijken of ze iets konden zien. Ik moest haast gebukt het kleine stukje naar de voordeur lopen, en overal waren mensen aan het schreeuwen en vragen aan het stellen. Het was zo fucking eng.' Even haalt hij adem en slikt hij. Mijn vermoedens waren dus waar. Mijn vermoedens die ik vanmiddag had na het zien van het nieuwsbericht. De angst die ik had, was terecht, al had ik nooit kunnen denken dat dat ook echt zou gebeuren. 'Toen ik binnen kwam was alles stil. Je kon alleen het gedempte geluid horen van de mensen buiten, maar binnen was het echt dood stil. Frank was er ook. Alleen ik zag mijn vader nergens dus ik liep gelijk door, ik moest hem gewoon spreken want ik begreep er niks van. Hij zat aan tafel. Rode ogen, donkere kringen op zijn gezicht. Ik voelde me zo kut. Het gaat echt slecht met hem en dat komt door mij. Ik heb hem nooit zo gezien. Nog nooit. Zelfs niet toen mijn moeder weg ging bij hem. En ik-'. Caspers ademhaling is een stuk hoger en sneller. Ik ga dichter tegen hem aan zitten en leg mijn hand op zijn schouder als een soort steun. Hij blijft stil. 'En jij...' moedig ik hem aan. 'Ik ben zo bang dat ik hem verlies Tom'. Zijn stem klinkt schor alsof hij op het punt staat te huilen. Ik krijg er zelf een brok in mijn keel van, en ik weet zeker dat als hij hier nu gaat huilen, dat ik dan ook begin. Ik heb Casper nog nooit iets horen zeggen dat zo persoonlijk was. Hij is nooit emotioneel eigenlijk en stelt zich nooit open. Als Jort of Lucas zou huilen, zou ik al moeite hebben om mijn tranen in te houden, maar als Casper huilt, dan zou mijn hart breken.

Tot je vrij bent II: zo vader, zo zoon Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu