een

329 13 0
                                    

Ik voelde het koude asfalt onder mijn lichaam. Een autodeur werd dichtgeslagen en binnen een paar seconden zag ik twee bruin groene ogen naar me kijken. Een man van ongeveer mijn leeftijd knielde bij me neer. Vaag herkende ik hem ergens van.

"Uhh.. sorry," mompelde hij. "Ik zal je naar huis brengen."

Zachtjes mompelde ik iets wat op ja moest lijken en ik voelde een van zijn sterke armen in mijn rug. Hij deed een poging om me overeind te helpen.

"Ik bel een ambulance," zei hij tegen zichzelf. "Het lijkt erger dan ik had verwacht."

Ik zag dat hij naar zijn telefoon greep en het nummer van de ambulance intikte.

"Heb je het koud?" vroeg hij ondertussen aan mij.

Ik knikte en hij trok zijn jas uit. Hij lag zijn jas over me heen en ik hoorde hem tegen zijn telefoon praten.

"Ze zijn er in een kwartier," zei hij toen hij had opgehangen. "Waar heb je pijn?"

Ik wees naar mijn rechterknie, waar een grote schaafwond zat. Ik kon deze niet meer bewegen.

"Het spijt me," mompelde de man. "Als ik wat beter had uitgekeken was dit niet gebeurt."

Hij lag zijn jas wat beter over me heen. De jas was niet groot genoeg om me helemaal te bedekken maar het hielp tegen de kou.

"Wat is je naam eigenlijk?" vroeg hij me.

Voor het eerst lukte het me om iets te zeggen. "Noor."

Hij knikte. "Mijn naam is Sven," mompelde hij.

Toen ging er bij mij een lichtje branden. "Sven, van Sven Kramer?"

Hij knikte opnieuw.  "Dat ben ik."

Hoe kon het dat ik hem niet meteen herkend had? Al sinds jongs af aan ben ik grote fan van schaatsen en ik keek veel wedstrijden. Maar ik was geen fan van Sven Kramer.

"Je skeelert?" vroeg Sven me.

Alsof hij dit niet eerder gezien had. Ik droeg skeelers. Ik knikte als antwoord op zijn vraag waarna ik in de verte keek. Ik wilde dat de ambulance zo snel mogelijk kwam. Hoe langer ik daar was met Sven, hoe meer ik de behoefte kreeg om hem te vertellen wat ik echt van hem vond.

"Jij schaatst?" vroeg ik Sven op dezelfde toon als hij mij de vorige vraag stelde.

Hij knikte ook. Ik hoorde de sirene van de ambulance in de verte en zuchtte opgelucht. Wanneer de ambulance was gearriveerd tilden ze me op de brancard. Ik kon mijn been en pols niet meer bewegen. Ze vertelden me dat ik waarschijnlijk mijn been en pols gebroken had.

"Zal ik meegaan?" hoorde ik Sven vragen aan de ambulance broeders.

Ik zuchtte opgelucht wanneer ze nee zeggen. De enige manier waarop ik hem ooit nog hoopte te zien is wanneer hij me een schadevergoeding kwam betalen. De deuren werden gesloten en de ambulance reed weg. Het laatste beeld dat ik van Sven zag is dat hij midden op de weg de ambulance na stond te staren.



Gevallen |Kramer|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu