achttien

158 7 1
                                    

Sven kwam niet veel later aan en we begonnen met skeeleren.

"Rustig aan beginnen," waarschuwde Sven nog maar ik had veelsteveel zin om te beginnen met skeeleren.

Sven had een route uitgestippeld en ik moest zeggen dat hij dit goed gedaan had.

"Je bent goed," zei Sven toen we op  een bankje neerploften. Ik was helemaal uitgeput en Sven leek nergens last van te hebben.

"Ik ben kapot," hijgde ik.

"Weet je zeker dat je nergens last van hebt?" vroeg hij bezorgd terwijl hij met zijn elle bogen op het tafeltje leunde.

Ik schudde mijn hoofd.

"Laten we weer verder gaan," zei Sven.

Ik zuchtte. "Nu al? Niet iedereen is zo'n topsporter als jij hoor."

"Sorry," zei Sven. "We wachten nog wel even."

Zwijgend brachten we nog een paar minuten door op het bankje. Het was geen ongemakkelijke stilte. We zaten allebei na te denken. Na die minuten gaf ik aan dat ik wel weer doorwilde.

"Je bent echt goed," zei Sven opnieuw toen we weer verder gingen.

"Hou op met dat gecomplimenteer en geef je een paar goede tips," zei ik een beetje geërgerd.

Sven keek even naar me en begon me toen wat tips te geven over hoe ik mijn houding nog wat kon verbeteren. Ik begon meer op mijn slagen te letten en op mijn houding en zag hoe je meer vaart maakte.

"Top," zei Sven. "Probeer zo door te gaan."

Ik knikte en met al mijn concentratie skeelerde ik verder.

Toen we weer bij mijn huis waren aangekomen ploften we uitgeput op de bank neer.

"Ik weet zeker dat ik morgen spierpijn ga krijgen," zuchtte ik.

"Ik heb nergens last van," grijnsde Sven.

Ik zuchtte. "Ja, niet iedereen is zo gezegend als jij. Wil je drinken voor me pakken?"

"Nou goed dan," zei Sven. "Omdat jij het bent."

Hij liep naar de keuken en even later kwam hij terug met twee glazen cola.

"Hebben we wel verdiend," zei hij toen hij de glazen op tafel zette.

Hij ging naast me op de bank zitten en nam een slok van zijn cola. Ik keek naar hem. Hij leek bijna geen inspanning te hebben gedaan. Terwijl ik me zo rood als een tomaat voelde.

"Er zit daar iets," zei Sven. "Daar op je wang."

Een beetje betrapt keek ik weg en voelde ik aan mijn wang.

"Nee daar," wees hij.

Ik kon het niet vinden.

"Laat mij maar even," bood hij aan.

Hij leunde naar me toe en ik voelde zijn warme hand over mijn gloeiende rode wang gaan. Ik keek hem recht in zijn ogen en voordat ik wist waar ik mee bezig was voelde ik zijn zachte lippen op de mijne. Zijn hand vond mijn onderrug en mijn de andere streek hij zachtjes over mijn wang. Mijn handen belandden in zijn haar. Het leek alsof zijn lippen gemaakt waren voor me mijne, zo goed voelde het.

Na een minuut liet hij weer los. Meteen kreeg ik een koud en eenzaam gevoel over me heen. Verward keek hij me aan.

"Uhh, sorry," mompelde hij. "Ik denk dat het tijd is om te gaan."

Teleurgesteld keek ik toe hoe hij zijn spullen bij elkaar pakte en me verliet. Misschien moest ik mijn mening over hem maar eens bijstellen.

Gevallen |Kramer|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu