||h23||

153 12 1
                                    

23 juni 1019

Ik was al een half jaar op de vlucht met de overgebleven Gevleugelden. Dat waren er zo'n 2500. Op een groot schip voeren we langs Maleisië, toen het mis ging. Ik zat in het scheepsruim met een goede vriend die ik tijdens de reis had gemaakt. Ik piekerde nog vaak over Mathijs, mijn zielsverwant die is overleden en waardoor we moesten vluchten. Boven op het dek was paniek. 'Piraten,' mompelde mijn vriend, wiens naam ik niet eens kan uitspreken. 'Ik vrees erger. Onze "rechters".' De "rechters" waren een groep van zo'n honderd mannen en vrouwen die beslisten dat de Gevleugelden over de gehele aardbol moesten worden opgesloten of uitgeroeid. Mijn vriend ging boven kijken om te helpen. Ik was alleen in het ruim en hoorde iets. In mijn hand maakte ik van planten een stevig zwaard en draaide om. Daar stond een van de beste maatjes van de leider. Gelukkig de leider zelf niet. 'Opnieuw hallo,' zei hij. We richtten onze zwaarden op elkaar. Ik ontwapende hem snel en richtte de zwaarden gekruist voor zijn nek. Uit het donker stapte de rechterhand van de leider. Ik richtte een zwaard op de een en mijn andere zwaard op de ander. Ze vielen aan. Net kon ik aan hen ontkomen, zonder mijn krachten. Ik heb mezelf beloofd om ze niet te gebruiken uit eigen belang. Ik bond de twee vast en legde hun wapens ver weg. Helaas voor mij was het gevaar nog niet geweken. Vanachter een stapel kisten kwam de leider. Hij was een man met een hart van steen die ik maar al te goed ken. We woonden in hetzelfde dorp. We waren buren. Vaak speelden we samen buiten of vloog hij met me over het bos, maar toen ik op mijn achttiende mijn zielsverwant ontmoette, werd hij jaloers en zinde hij op wraak. Daaruit kwam het ongeluk waar Mathijs in overleed. Het was doorgestoken kaart omdat er meer Gevleugelden waren dan normale mensen. En daar ben ik nog steeds kwaad om. Terug in het ruim... De leider is heer en meester in de vechtkunst en overmeesterde me snel. Met z'n vieren gingen we naar een klein sloepje en voeren we naar de kust van een land waarvan ik de naam niet weet. Daar stuurde de leider een brief. waarbij ook ik moest schrijven, naar de Gevleugelden. Pas toen we alleen in zijn kantoor waren, wat in een fort lag, vroeg ik waarom hij alleen mij pakte. 'De overige Gevleugelden zien jou als de leider. Als ik jou heb, heb ik ze allemaal.'

'Ze gaan voor hun eigen veiligheid.'

'Wees daar maar niet al te zeker van. Jij bent de enige niet-primitieve Gevleugelde. Naar jou luisteren ze. De anderen kwamen om bij het ongeluk.' Ik had toen nog hoop dat ze echt weg waren, maar dat was valse hoop. De leider had gelijk, want acht dagen later meerde het schip met Gevleugelden aan in de haven. We werden ieder gebrandmerkt en daarna in een muffe cel gestopt. Iedereen behalve ik. Bij mij deden ze het brandmerken in het kantoor waar ik die acht dagen zat. Het hete ijzer deed pijn, maar ik balde mijn vuist en keek neutraal. Ik gunde hem zijn lol niet. 'Jammer dat je een hoge pijngrens hebt. Ik had gehoopt dat ik die naar beneden kon halen.'

'Pech voor jou. Hij sloot me op in een kamer. Ik kon er niet af, maar ik had een dienstmeisje dat me verzorgde. Nu al een week. Ik kreeg dit boekje om mijn wilde gedachtestroom te kalmeren, maar ik benut het nu om mijn verhaal door te geven aan de volgende blauw-overloop vlindervleugel en hem of haar zo te helpen. Ik wilde verder lezen, maar dat ging niet omdat er ruw op de deur wed geklopt. Ik slaakte een geërgerde zucht en zette mijn muziek uit. Ik had de muziek van Descendants 2 gedownload en rapte mee met it's going down. Voor ik de deur opende, verstopte ik het schrift. Achter de deur stond een ongeduldige Larson. 

'Is er iets,' vroeg ik schijnheilig.

'Je hebt het eten gemist. Het is al half negen. Waar was je?'

'Gewoon in mijn eigen wereld met muziek in mijn oren. Ik ga zo wel naar de keuken.'

'Ik heb liever dat je voortaan met mij eet. Ik eet eerder en zie je graag daar bij. Om half zeven.'

'Nee dank je Larson. Heel aardig, maar nee.'

'Ik wil dat je met me eet om half zeven en dat je me aanspreekt met vader of pap.'

'Ik heb geen vader weet je nog,' zei ik kil. 'En ik eet niet met je mee.' Ik liep naar de keuken, terwijl ik Larson nijdig achter liet. Ik had mijn punt gemaakt. Net zoals vroeger heb ik nu geen vader. Alleen een bewaker of "heer". 

don't let them seeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu