||h25||

140 12 2
                                    

Bij het eten had ik last van redelijk wat zenuwen. Larson merkte het. 'Dat wat ik je wou vertellen, wil je het nu horen?' Ik knikte omdat ik net een hap eten in mijn mond had. Hij lachte kort om mijn bolle hamsterwangen. 'Goed dan. In mijn familie is het traditie dat, zodra er een meisje wordt geboren, de vader voor haar achttiende haar koppelt aan een jongen die hij kiest. En aangezien jij bijna achttien bent, heb ik dat opgeschoven. Na je verjaardag ga ik een jongen voor je zoeken.' Ik verslikte me.
'Je gaat me aan iemand koppelen? En waar ga je dan naar kijken? Zijn karakter, zijn goede en slechte eigenschappen, zijn uiterlijk?'
'Nee. Of hij jou in toom kan houden. Je teugels moeten strakker worden aangetrokken. De rest maakt niets uit.' Woedend smeet ik mijn bestek neer en liep ik weg. Ik griste mijn jas mee en ging buiten onder de pergola zitten. Het was net juli en toch is het fris. Niet te geloven dat Larson me echt als familie ziet. Ik haat hem en hij kent me nauwelijks. Misschien kan ik vragen of hij Oliver wil kiezen. Ik zou er een moord voor doen om hem nog een keer te kunnen knuffelen. Larson kwam naast me zitten. 'Je hoeft niet bang te zijn dat het een compleet vreemde is. Je gaat met hem op een date en daaruit peil ik wie jou het beste in de hand kan houden.'
'Hieruit kan ik opleiden dat er geen mogelijkheid is dat Oliver het wordt?'
'Ja. Oliver wordt het sowieso niet. Hij luistert niet naar mij.'
'Dus je kiest een jongen die mij een wil zou kunnen opleggen en die naar jou luistert zodat als jij iets van mij wil en hij mij dat dwingt om te doen. Waarschijnlijk iets met mijn krachten zodat je alsnog je plan kan uitvoeren. Ik ben hier beter af zonder vleugels.'
'Dan heb je je krachten toch nog?'
'Nee. Breken mijn vleugels, breken mijn krachten. Alleen de gave om te helen werkt nog en dan alleen om mijn vleugels te helen. Kapotte vleugels, krachten op stand-by.'
'Dus je breekt je vleugels niet, want jij gaat nu met ingeklapte vleugels naar je hamer.' Ik snoof en stond op.
'Ik haat je. En vergeet het maar dat ik nog met jou eet!' Met een gezicht dat op onweer stond liep ik naar de torenkamer. De meesten meden me. Op mijn kamer deed ik de deur op slot en ging ik verder in de laatste bladzijdes van het notebook.
23 november 1020.
Een paar dagen geleden vond ik een man die verdwaald was en verhongerd. Hij had een wond in zijn been. Ik nam hem voorzichtig mee naar mijn hut en verzorgde hem. Vandaag was hij op volledige krachten. Hij kende mijn naam en vertelde me toen de zijne. Het was Mathijs. Hij legde mij uit dat hij na het ongeluk de keus had om zijn vleugels te verliezen en in een ander lichaam terug te keren naar aarde of ik met vleugels in de hemel te wachten. Hij koos voor het eerste en bijna twee jaar later verbond het lot onze paden. Hij smeekte me bijna om mijn vleugels te helen, omdat ik dan op mijn mooist was. En ik deed het. En met hen keerden ook mijn krachten terug.
24 november 1037
Mathijs en ik hebben drie kinderen. Twee zonen en een dochter. Niemand van hen is een Gevleugelde en ze weten dat ik er een ben. Vandaag gingen we voor het eerst naar het dorp met z'n allen. Ik wilde eerst niet heen, maar ik kon niet tegen 4 lieve kopjes op. In het dorp schrok ik me rot. De Gevleugelden waren slaven of zaten in de cel. Ik zag de leider van de "rechters" en liep snel een winkel in. Helaas viel ik op. De kinderen en Mathijs zijn veilig in de hut en blijven daar nu tot ze niet meer herkend worden en ik zal de rest van mijn leven in een cel doorbrengen. Ik weet niet of de volgende blauw-overloop vlindervleugel al in de generatie is, of dat het eeuwen duurt, maar hij of zij moet de brede herstellen tussen onze verschillen en zorgen dat nooit meer een Gevleugelde ongelukkig is. Ik zuchtte en keek uit het raam. Nu zijn er twee Gevleugelden ongelukkig. Ik zag een meer met een kano liggen. En daar in zelfs een peddel. Ik opende mijn raam en vloog er als een vogeltje naar toe. Voor de kano landde ik. Hij was van hout net zoals de peddel. Meteen dacht ik aan om de kromming van de stroom. Vanuit de verte klonk het geluid van motoren. Ik duwde de kano snel het water in en begon te peddelen. Toen de busjes van Larson bij het meer aan kwamen, zat ik al ver op het water. Het meer was groot en toen het peddelen te zwaar werd, ging ik, na een klein schiereiland, de planten laten peddelen. Eenmaal uitgerust ging ik zelf verder. Het kasteel zag ik al niet meer en de plek waar ik opstapte ook niet. Een ander deel van het bos kwam in zicht. Ik peddelde er naar toe en stapte uit. Het leek ver van de bewoonde wereld, dus ging ik dieper. Later op de dag zou ik wel terugkeren. Op een prachtige plek in het bos stopte ik en vlocht ik mijn lange haren. Met bloemen maakte ik ze vast. Vanuit de bosjes kwam een edelhert. Hij schrok van me en schoot weg. Het was best koud buiten. Zal ik...? Ik klapte mijn vleugels uit en liet ze zo. Heel langzaam bevroren ze. Dat het echt zo ver moet komen. Ik geef mijn vleugels, mijn krachten, mijn connectie met Oliver en mijn normale ik op, omdat Larson me wil koppelen. Omdat ik me zwak voel en omdat ik bang ben dat er te veel mis gaat. Maar dat gebeurt ook. Er gaat Veel mis. Dit kan niet anders. Als ik dit niet doe, dan zal ik nooit meer een beetje gelukkig zijn. Dan zelfs het aller mooiste cadeau, nee zelfs geen knuffel van Oliver me meer opvrolijken. Het duurde uren en ik had door dat iemand me had gevonden, maar toen mijn vleugels eenmaal bevroren waren, brak ik ze. Op dat kwam een busje om me te stoppen, maar ze waren te laat. Ik deed mijn jas weer aan en stapte in de auto. Was dit maar nooit gebeurd.

don't let them seeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu