Hoofdstuk 9

1K 78 2
                                    

Ik ben blijkbaar weggevallen, want als ik wakker word lig ik op een rode jas op de grond. Ik kom overeind en hou mijn hand boven mijn ogen als zonneklep. Wat is het warm! Verderop zie ik Cato staan praten met Marvel. Glimmer ligt naast mij te slapen. Ik rits mijn jas open en kijk naar Glimmers kleine gezicht. Ze ligt helemaal te zweten. Logisch, het is heel warm, en dat terwijl de zon bezig is met zakken. Cato werpt een blik op ons en ik glimlach zwak. Hij komt naar ons toe lopen en Marvel volgt hem op de voet.

"Goed geslapen?" Vraagt Cato.

Ik knik alleen en gebaar dat Glimmer nog slaapt. Ik zie Marvel grijnzen en beide jongens ploffen neer.

"Dan kunnen we vanavond gaan. Ze hebben natuurlijk wel een voorsprong van ons gekregen." Zeg ik en Cato lacht.

"Die zal niet groot zijn." En we lachen alledrie.

Ik zet de nachtbril op en Cato pakt er ook een. Jammer genoeg hebben we er maar twee en het is een raadsel wie er nog meer eentje heeft. We pakken allemaal onze wapens als de jongen de mijnen heeft uitgeschakeld.

"Niemand kan er bij." Verzekert hij, maar Cato gelooft hem niet.

"Jij blijft hier."

"Maar, er kan echt niemand iets pakken, ik kan zo mee!"

Glimmer komt ook aangelopen en neemt niet de moeite deel te nemen aan het gesprek.

"Maar dat mag niet van mij. Ik vertrouw jou niet." Zeg ik met licht samengeknepen ogen. Hij stopt meteen met zeuren en ploft neer op een steen. "Okè dan." Mompelt hij.

We hebben al een eindje gelopen, zo stil mogelijk natuurlijk, als we ineens voetstappen horen. Ik stel al mijn zintuigen op scherp en hou door mijn stilstaan ook de anderen tegen. Ze houden alle drie hun mond en kijken spichtig om zich heen, even als ik. Ik zie een schaduw, een schaduw die de maan met haar zwakke licht heeft gecreëerd, maar het is genoeg voor mij. Ik ruk een mes uit mijn zak en werp. Er schreeuwt iemand en we sprinten de bosjes in waar mijn mes net ook heen was gevlogen. Ik grijns en de anderen ook.

"We komen er aan hoor!" Lacht Marvel.

De anderen lachen ook, maar ik focus me op mijn slachtoffer. Ik trek mijn tweede mes en rijg de jongen, met blond haar die ik niet herken, aan de boom achter hem. Mijn eerste mes had kennelijk alleen zijn buik geraakt, maar tè opervlakkig. Ik erger me aan mezelf en sprint naar hem toe. Ik grijp zijn jas vast en dan pas herken ik hem.

"Ah," zeg ik overdreven verrast. "Kijk eens wie we hier hebben?" Ik draai me half om naar de anderen.

"Loverboy!" Zegt Cato vrolijk.

We lachen allemaal met een valse ondertoon in onze stemmen.

"Waar is je vriendin?" Vraag ik nieuwschierig.

Hij stompt me in mijn lever, maar daar ben ik natuurlijk niet van gediend. Ik sla hem zo hard mogelijk tegen zijn wang en de anderen komen om me heen staan. Ik trek mijn mes.

"Ik heb nog geen antwoord gekregen, Loverboy." Zeg ik poeslief. Ik trek zijn hoofd aan zijn lange blonde haar naar achter en trek met mijn andere hand mijn vertrouwde mes uit mijn riem.

"Ik weet het niet." Hij zegt het zo vol van woede, haat en verdriet dat ik moet lachen en met mijn duim over zijn slagader wrijf.

"Leuke slagader." Glimmer en Marvel joelen, alleen Cato waardeert het niet helemaal, geloof ik. Het maakt niet uit, binnen een aantal seconden heeft hij die niet meer nodig. Marvel komt naar voren en trekt me weg.

"Ik was dit varkentje wel even."

Maar Peeta - ik noem hem toch liever Loverboy - haalt uit en geeft Marvel een flinke snee in zijn wang. Hij wil wegrennen, maar mijn mes die zijn jas aan de boom heeft vastgemaakt zorgt er voor dat hij niet weg kan. Hoe hard hij ook trekt, de stof scheurt niet. En dat had je ook kunnen verwachten. Het zijn zulke dikke jassen. Marvel vloekt en drukt de punt van de speer tegen Loverboy's nek.

"Wie denk je wel niet dat je bent?"

"Een perfecte bondgenoot."

"Ik geloof je niet," Snauwt Glimmer. "Laat wat zien"

Ik ben pissig dat ze hem überhaupt een kans geeft, want elke dode is een stap dichterbij huis en nu ontglipt het me misschien wèèr. Ik ben ook nog steeds boos dat Katpiss nog ergens vrolijk rondhuppelt. Glimmer pakt een pijl uit haar koker en richt die op hem als Marvel het mes weghaalt. Als hij probeert te vluchten, zal Glimmers pijl hem direct doden en dat weten wij allemaal. Ik kijk toe hoe hij een van de grote keien optilt en in het water, 5 meter verderop, weet te smijten. Ze plonzen luid in het water en zinken recht naar de bodem. Hij kijkt vragend naar mij, alsof ik de leiding heb en ik kijk hem alleen aan met mijn dodelijke blik. Ik noem dit nou niet bepaald een goede bondgenoot. Ook Cato is het er niet mee eens, want hij valt meteen uit tegen Loverboy.

"Je kan zeker niks met een mes?"

Tot mijn verbazing knikt Peeta en pakt het mes uit Marvels handen. Kennelijk ziet hij iets, een vogel ofzo, want hij stort zich op een struik. We volgen hem op de voet en kijken hem aan alsof hij een stuk vlees is dat gekeurd word. Ik hoor dat beest piepen en krijsen en een paar minuten later bungelt er een dode vogel voor onze neuzen.

"Je kan dus wel wat." Zeg ik droog. Ondanks hun verbijstering moeten ze lachen, maar het was niet grappig bedoeld.

"Oke jochie, je hoort erbij." Zegt Cato alsof hij onze leider is. Geef hem eens ongelijk. "Als je zweert dat je doet wat we zeggen. Anders gaat dit niet werken."

Cato kijkt zo dreigend dat zelfs ìk er bang van word, en dat gebeurt niet vaak, zeker niet van Cato. Peeta kijkt zo opgelucht dat ik het liefst meteen zijn ogen uit zijn kop zou willen krabben. Maar aan de andere kant, zal hij me wel dichter bij haar brengen. En met haar bedoel ik natuurlijk mijn vijand Katpiss, allias Katniss Everdeen, het meisje dat in vuur en vlam staat. Het doet me voorzichtig grijnzen. Dankzij Peeta zal zij het niet lang volhouden, of hij dat nou doorheeft of niet. Binnenkort is het Capitool hun lievelingetje kwijt.

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu