Hoofdstuk 13

1K 79 17
                                    

En daar lopen we weer, met z'n vijven door het bos. Het is stiller geworden, het gekwetter van de vogels verandert in het oehoe-geluid van de uil. Ik veeg een kleine baan zweet van mijn voorhoofd af. Hier en daar staan nog bomen of struiken in de fik, en soms moeten we door een flinke rookwalm heen lopen waar de zwavel in je neusgaten dringt. Dit was echt geen aangestoken vuur. Dit had het capitool aangemaakt om ons bij elkaar te drijven, dat kan zelfs de domste tribuut -Katpiss - nog zien. Die rechte lijnen waar in het vuur zich bevond maakt dat ik het ook omgedoopt heb tot 'vuurmuur'. En het moment waarop die vuurballen ineens aan kwamen, recht op de gezicht af. Ik heb er gelukkig niks aan over gehouden, maar als Cato er niet was geweest kon het fataal zijn geworden voor mij. Ergens ben ik wel benieuwd naar de doden van de muur. En anders zullen er straks wel nieuwe slachtoffers vallen, want we zijn bij elkaar gedreven naar mijn gevoel. Iedereen hier moet dat toch kunnen voelen. De vreselijke zwavelgeur verdwijnt en ik durf weer rustig adem te halen. Eindelijk frisse lucht, ik was er toch zo zwaar aan toe.

"Die tributen kunnen niet ver zijn." Zegt Marvel.

Ik weet dat hij de stilte probeert te breken, maar niemand heeft zin om te antwoorden. We zijn te geconcentreerd om ook maar te antwoorden. Gefocust op de prooi, om het zo maar heel even te noemen. En die vinden we. Een paar meter verder op zit een meisje met een jas tot net iets onder haar ribben. Haar haren smeulen nog na van het vuur van net. Zo te zien is ze zwaar getroffen, want ze zit helemaal in elkaar gedoken en haar been ligt in het water, om het te koelen. Ik kijk de anderen aan en wiebel met mijn wenkbrauwen als teken voor de anderen; bingo! Zachtjes sluip ik dichterbij. Ze heeft ons nog niet door, ik hoef alleen maar achter haar te gaan staan en haar slagader doorsnijden, zodat ze huilend haar pijnlijke en langzame dood tegemoet gaat. Het is Glimmer die het stille moment verbreekt door op een takje te gaan staan. Ik kijk verstoord naar haar.

"Stil," Sist Marvel, ook weer veel te hard. Weten die lui uit district 1 dan niet wat stilte inhoud?

Ik rol met mijn ogen en richt me weer op het meisje, dat er vandoor is gegaan. Ik moet het twee keer herhalen totdat ik doorheb dat de aankomende prooi niet zo maar een meisje is,maar Katpiss. En dat ik haar alweer zo makkelijk uit mijn handen heb laten glippen. Ik begin achter haar aan te rennen. Snel en behendig om niet over de boomwortels te struikelen. Wat Glimmer wel doet. Ze houdt zich overeind via Cato's arm. Ik vind het helemaal niet leuk dat ze hem aanraakt; want wie heeft haar toestemming gegeven? En zoals ze naar hem kijkt... Het maakt me jaloers en doet me walgen tegelijk. Ik zou haar het liefst wegwensen, al moet het door mijn eigen messen gebeuren. Ik had Katniss in een oogwenk kunnen doden. Maar Cato is weer dominant bezig. Hij haalt me in en rent naar de boom. Ben ik te langzaam geworden of is hij ineens zo snel? Ik wist niet dat hij het kon, wat me licht doet laten gniffelen. Maar het kan komen ook doordat Katpiss als een idioot de boom in klimt. Ze vliegt over de takken heen, iets wat ik niet zo snel kan. Ik voel weer een steek van jaloezie door mijn lichaam heen gieren, omdat ze alweer iets heeft wat ze beter kan dan ik. Wat is dat toch dat ik me aan de kant laat zetten als oud vuil? Dit kan zo niet langer. Katpiss moet nu dood, het kan niet anders. En bovendien is het nu of nooit, want ze klampt zich vast aan de stam en kijkt angstig naar beneden. Ja, dit was het moment. Binnen een paar uur was het meisje dat in vuur en vlam staat voorgoed verdwenen. "Is het fijn daarboven?" Schreeuw ik.

"Ja, heel gezellig," zegt Katpiss. "Komen jullie ook?"

"Natuurlijk!" Zegt Cato, heel tevreden grijnzend naar mij. Ik knipoog. Ik gun Cato ook een plezier en als mij het niet lukt mag hij haar hebben. Hij maakt zich alvast klaar om te klimmen.

"Hier Cato, neem deze mee," zegt Glimmer. Ze houdt hem de boog voor en geeft hem wat pijlen, maar Cato weigert: "Niks ervan. Met mijn zwaard gaat het beter."

We laten het maar zo en hij begint aan zijn klim naar boven. Bijna automatisch klimt Katpiss hoger, waar alleen hele dunne takjes groeien. Ik kruis mijn vingers en hoop dat ze er af valt. Dan is het; - Boem- Katpiss weg. En niemand die het wat uitmaakt. Misschien zien ze dan eindelijk onze kwaliteiten die veel beter zijn.

"Kom op Cato!" Schreeuw ik bemoedigend.

Glimmer joelt, en Marvel schreeuwt: "Je kan het!"

Maar hij kan het niet. Cato plaatst zijn voet verkeerd en valt van minstens 2 meter naar beneden. Als een havik duik ik naar beneden en kniel naast hem, om te vragen of hij nog pijn heeft, maar hij krabbelt zelf overeind, vloekend dat het niet is gegaan zoals hij dat wilde. Glimmer legt een pijl aan voordat ik kan klimmen en ik weet dat ik nu moet oppassen omdat ik anders misschien in de hemel kan belanden. Vòòr Katpiss, en dat gaat niet gebeuren. Nooit. Dat mag niet van mezelf. Glimmer schiet, maar meters naast. Ik voel mijn bloed koken, want waarom gebeurt dit? Ze lijkt er zelf ook niet al te blij mee te zijn en legt nog een pijl aan die naast Katpiss in de stam belandt. Ik grom bijna van woede en vernedering, al helemaal omdat ze de pijl pesterig boven onze hoofden zwaait. Ik kijk haar dodelijk aan en stap naar voren, maar Glimmer duwt me ruw opzij en begint te klimmen. Ik kijk maar een beetje toe hoe de takken onder haar voeten breken, en ze geeft het op. Ik trek mijn mes en wil mezelf aan de laagste tak omhoog trekken, maar Loverboy, van wie ik ben vergeten dat hij er ook nog was, grijpt in met zijn tedere woordjes: "Laat haar maar zitten. Ze gaat toch nergens heen, we kunnen beter wachten."

Voor deze ene keer heeft hij gelijk. Ik werp nog een boze blik op Katpiss en smijt dan heel opstandelijk mijn rugzak op de grond. Ik ga tegen een stam aan zitten van een naastgelegen boom en kijk onafgebroken naar de boom. Dan moet het zo, het maakt niet uit. Vroeg of laat moet ze toch weg. Van pijn, honger of dorst. Met haar voorraden zal ze het vast niet lang uithouden. Ze zit als een rat in de val, wat me geruststelt. De zon is al helemaal gezakt en ik voel me moe, maar ik wil blijven. Ik wil haar pijn en honger zien lijden in de boom.

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu