Hoofdstuk 12

1.1K 83 5
                                    

We kijken naar hoe de zon langzaam ondergaat. Urenlang hebben we hier zo gezeten, niet wetend wat we moesten doen of wat we nu eens zouden gaan uitvoeren. Gek genoeg heb ik ook geen zin om te jagen. Ik voel me moe en futloos, terwijl Glimmer kennelijk niet kan wachten. We zijn moordmachine's, daar ben ik me sinds het bloedbad bij de hoorn ook al bewust van geworden. Ergens diep in mijn hart voel ik me toch wel een beetje schuldig. Die kinderen, de kleinere en de grotere die slachtoffers zijn geworden van mijn dodelijke messen hadden het allemaal niet verdiend. Het waren alleen onschuldige en bange kinderen. In mijn dodelijke ogen zijn ze niets waard, zijn ze geen winnaars en had ik alleen de rechten om te winnen. Ja, sinds ik in de spelen beland wel begin ik dingen heel anders te zien die ik eerder nog niet begreep. Zoals dat van die kinderen. Hoewel ze allemaal onschuldig zijn en ze een onbezorgd leven hadden moeten doormaken in hun district, ben ik ze allemaal aan het uitmoorden. Ik wil ze niet in mijn spelen. En ik weet zeker dat zij dat ook denken van mij. Ik weet dat ik een goede kans maak om te winnen, met of zonder de sponsors die Katniss van mij heeft afgepakt. Ik kan het nog steeds niet waarderen. Er ligt vast geen brandwondenzalf bij de hoorn, daar zou ik goede sponsors voor nodig hebben, hoewel de rest van de benodigdheden voor het grijpen liggen voor mij. Ik kan zo pakken wat ik wil. En dat heeft Katniss natuurlijk niet. Er verschijnt een triomfantelijk glimlachje rond mijn mond. Ze zal vast flink afgevallen zijn, omdat ze geen eten kan vinden. En anders hoop ik dat ze het nachtschot dat hier groeit aan zal zien voor heerlijke bramen. Dan ben ik ten minste lekker van dat wicht af. Nog steeds zit ik er mee dat ze die 11 heeft gehaald bij die privesessies. Want ze presteert helemaal niks. Ze heeft niks van zichzelf meegegeven bij de intervieuws. Ze stond maar een beetje rondjes te draaien in een jurk die het Capitool erg prachtig vond. En dat noemt zich dan een winnaar. Dan kan je beter Cato en mij nemen; wij voeren ten minste nog iets uit. En als je dan ten einde raad bent, neem dan alsjeblieft Marvel. Kies dan álsjeblieft niet voor Katniss. Het verbaast me dat ze nu nog in de spelen zit. Ze had er bij de hoorn al uit moeten liggen, en ik met mijn stomme kop heb haar gewoon laten gaan. Want misschien zit ik wel helemaal verkeerd en vormt ze wel degelijk een gevaar. Wie weet kan ze wel iets met dat mes dat in haar tas is blijven steken. En als dat het geval is, zijn wij zwaar de lul. Glimmer schiet ineens overeind. Ik heb geen zin om op te staan aangezien dat weer een van haar paniekaanvallen kan zijn, maar ik begrijp ineens waarom ze opstaat. Ik help mezelf overeind en grijp naar mijn mes, die veilig en vertrouwd in mijn riem zit. De andere messen heb ik keurig in de daar voor bestemde vakjes in mijn jas gestopt. Wat hoor ik toch de hele tijd? Glimmer legt een pijl op haar boog en ook de twee jongens staan op. Al mijn zintuigen staan op scherp. Welke kanjer waagt het om bij ons in de buurt te komen? Ik glimlach scheef als ik de kanjer ontdekt heb. Wat jammer nou, die is er geweest.

"Kom dan, kanjertje van me." Zeg ik poeslief.

Ik zie Glimmer vals grijnzen. Daar moet ze nog eens aan gaan werken, het is eerder lachwekkend dan angstaanjagend. Maar ik laat me niet afleiden, deze kanjer laat ik niet uit mijn handen glippen. Er komt een blonde jongen uit de struiken gelopen met zijn handen opgeheven. Automatisch draai ik me om en wil gooien, maar het is Loverboy. Glimmer laat haar boog zakken en ook Marvel gooit zijn speer neer. Alleen Cato en ik blijven gewapend staan, want wie zegt dat hij niet een hele meute van tributen mee heeft genomen en ons dan te slim af is? Helaas gaat dat dan nooit gebeuren. Dan keren ze allemaal in een houten kist terug naar huis.

"En waar heb jij gezeten?" Snauw ik boos.

Ondanks zijn onschuldige ogen geloof ik hem niet. Dat moet je nooit doen, zeker niet in de arena met mensen die je vroeg of laat toch willen vermoorden. Katpiss deed dat wel, toen bij de intervieuws. Hij had dezelfde ogen toen hij dat vreselijke jankverhaal vertelde. En zij was nog zo dom om het te geloven. Ik hoop voor hem dat hij haar vermoord; hoewel ik haar wil hebben.

"Nou, aangezien niemand mij had gewaarschuwd," begint hij, maar Cato wuift zijn onschuldige woorden weg.

"Laat dat zielige verhaal maar lekker zitten. Ik wil weten waar jij vandaan komt."

Peeta deinst een beetje achteruit. En eerlijk gezegd zou ik dat ook doen als ik op dit moment in zijn schoenen stond, want Cato kijkt hem aan met een enorm dodelijke blik die ik nog nooit eerder heb gezien bij hem.

"Van het meer. I- ik zocht jullie." Hij stottert.

Ik grinnik in mezelf. Wat een sukkel. Gelukkig weet ik mezelf snel te herstellen:

"En wat heb je bij dat meer uitgespookt, Loverboy?"

"Ik zocht naar jullie. Zeg ik toch."

"Wie zegt dat je ons niet hebt verraden aan andere tributen?" Snauwt Glimmer.

"Daarin kun je me heus vertrouwen. Heus!" Zegt hij, met lichte paniek in zijn stem. "En bovendien, voor wie zijn jullie dan bang?"

"Voor niemand niet." Zeg ik, feller dan dat het bedoelt was.

Ik ben immers wèl bang, voor maar liefst 3 personen hier. Alleen wil ik dat absoluut niet laten merken.

"Wat zeuren jullie dan?" Zegt hij, al steeds dapperder.

"Niks, we gaan ervandoor. Kom mee." Zegt Cato stug.

Hij gooit de rugzak naar Peeta toe als teken dat hij hem moet meezeulen en we lopen allemaal achter elkaar aan. Dus Peeta was er weer, en niemand die weet wat hij nou echt heeft gedaan in de tijd dat hij weg was. Misschien heeft hij ons wel verlinkt aan die grote jongen uit 11, of aan Katpiss. Maar voor Katniss ben ik niet bang. Het zijn mijn bondgenoten en die jongen. Zij zijn de sterkere naast Cato en ik. Zij kunnen er nog wel eens voor zorgen dat ik binnenkort ook in een houten kist naar huis wordt gestuurd als ik niet heel snel iets doe aan hun vrolijke leventje. Ik moet sneller en slimmer zijn, maar ik kan niet met zekerheid zeggen of dat ook het geval zal zijn. Want wie weet staat hij hier straks voor mijn neus met een enorm pikhouweel en dan ineens, ligt mijn hoofd er af. Dat mag natuurlijk nooit gebeuren. Maar dan ook echt nooit. Want ik wil naar huis, en ook echt heel graag. Naar mijn gevoelens veel meer dan alle anderen, maar dat zal ik vast wel fout hebben. De zon staat al laag aan de hemel en het begint al af te koelen. Maar de hitte van het vuur dat vanmorgen nog zo dichtbij was voel ik nog steeds.

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu