"Ik neem links. Neem jij dan rechts?" Zegt Cato. Ik knik en geef hem een kus alsof het mijn laatste is.
"Probeer hem te pakken, ja? Vermoord hem snel." Zeg ik.
Hij kust me nog een keer en dan scheiden onze wegen, allebei naar de ondergang of overwinnig. Natuurlijk maar voor even, we zien elkaar weer gewoon terug. Ik loop met een lichte grijns op mijn gezicht de bosjes in zodat niemand me ziet. De zon komt langzaam op en ik richt mijn blik gespannen op de hoorn, wachtend tot er iemand verschijnt. Cato en ik hebben het veld in tweeën verdeeld. Als er een tribuut op andermans deel staat mag jij hem niet pakken om chaos te voorkomen. Pas als een van ons in gevaar is mag de ander je te hulp schieten. En als ze ineens allemaal in jou slagveld komen denk ik ook. Ik weet dat ik nu alleen niet gewoon een mes kan smijten en denken dat ze zich niet zullen verzetten, het is juist het tegenovergestelde. Ik moet wel degelijk uitkijken of er niet meer mensen zijn die me kunnen aanvallen. Ik trek mijn mes zo geruisloos mogelijk uit mijn speciale gilet en rits mijn jas weer dicht. Verderop zie ik rood haar dansen. Het meisje uit 5 komt de hoorn uit. Shit. Want ze is niet op mijn helft en Cato ziet haar niet. Waar is hij mee bezig, wacht hij te gespannen op die neger ofzo? Ik zucht diep en overweeg even om het grote veld op te stormen en haar aan te vallen, maar toch doe ik het niet. Ze verdwijnt de bosjes in met haar tas en ik bijt hard op mijn lip. Ik had in moeten grijpen, want nu is ze toch weer ergens het bos in gevlucht. Straks staan we met zo'n sluw kind in de finale! Maar aan de andere kant, dan zal het wel makkelijk zijn want met èèn mes is ze dood. Ze kan niet op alles voorbereid zijn. En bovendien zijn Cato en ik dan wel heel snel thuis. Mijn concentratie keert al snel terug zodra ik een meisje zie met bruin haar, een jas tot haar ribben. En ze rent als een idioot. Ik werp mijn mes en begin te sprinten. Hij raakt haar net niet helaas, en dus ruk ik een nieuw exemplaar uit mijn riem. Ze schiet een pijl en ik moet uitwijken omdat het anders een fatale wond maakt. Ik wijk uit naar rechts en voel een stekende pijn in mijn linkerschouder. Clove, kom op! Zeg ik tegen mezelf. Ik ruk koelbloedig de pijl uit mijn schouder en werp een nieuw mes. Raak! Net iets boven haar oog, ik hoop dat ze door haar eigen bloed nu niets meer kan zien. Ze schiet een pijl maar die belandt metersver naast mijn rennende lichaam en ik moet lachen. Dit keer ontkomt ze mooi nièt. Ik beuk tegen haar op en ze gilt van angst, wat ik echt heerlijk vind om te horen. Ze valt op de grond en ik laat me op haar magere lichaampje vallen. Ze maakt zo veel geluid dat ik bijna moet lachen. Gelukkig herstel ik me snel. Ik druk met mijn knieën haar schouders tegen de grond en druk mijn mes tegen haar keel. "Waar is Loverboy?" Zeg ik vals. Eigenlijk weet ik het antwoord al, halfdood ergens bij de beek en zij wil hem nu redden, maar ik wil het even uit haar lelijke bek trekken. Ze geeft geen antwoord.
"Oh, ik zie het al. Je wilde hem helpen hè? Dat is lief."
Ik druk mijn mes nog iets harder tegen haar hals omdat ze me probeert van haar lichaam af te krijgen. Jammer dat dat niet zal gaan lukken. Ik kijk haar scheef glimlachend aan.
"Jammer dat je je vriendje niet kan helpen zeg. En dat sneue vriendinnetje van je? Hoe heette ze ook alweer? Rue?"
Ze zuigt haar mond vol met speeksel en bloed en spuugt het in mijn gezicht. Ik word kwaad, maar ergens ben ik ook blij. Nu mag ik haar eindelijk afslachten zoals ik dat wil, ze kan niet weg en dus kan ik alle tijd nemen. Geen rede tot paniek voor Peeta, die ligt langzaam dood te gaan.
"Ja, district 12, we hebben haar vermoord. En nu gaan we dat ook bij jou doen! Waar zal ik eens beginnen?" Zeg ik.
Ik rits mijn jas open en bekijk de messen die ik heb. Omdat ik haar familie een mooie show wil geven kies ik een exemplaar met een oh zo heerlijk krom lemmet. Ik weet dat ze zich nog steeds verzet en naar mijn hand hapt, maar het zal haar niet lukken. Ik pak haar haren vast bij de wortels en trek haar hoofd op die manier naar achteren.
"Ik denk dat ik begin met je lippen, die heb je toch niet meer nodig. Wil je Loverboy nog een laatste kusje toewerpen?"
Ze spuugt weer bloed en speeksel in mijn gezicht, dit keer had ik het aan zien komen, maar ik was te laat met uitwijken. Daar moet ik nog maar eens even aan gaan werken. Ik maak kleine maar diepe sneetjes in haar bovenlip en ze begint te krijsen als een speenvarken. Ja mensen, let maar op hoe ik jullie lievelingetje naar haar ondergang help. Maar de triomf die ik had lijkt in te storten. Van de berg die ik beklom naar geluk en overwinning komt een lawine van ellende naar me toe stormen. De grote jongen uit district 11 heeft me te pakken genomen. Ik gil van schrik en kijk in zijn woedende gezicht terwijl ik boven de grond bungel. Hij lijkt alsmaar groter en zwaarder te worden. Hij schudt me heen en weer en ik wil mijn mes trekken, maar mijn riem is leeg en ik kan niet bij mijn gilet. Het mes dat ik net nog vasthad ligt nu naast Katpiss op de grond. Hij smijt me op de grond en uit angst voor zijn krachten, wat hij zal doen ben ik sprakeloos. Het komt zelfs niet in me op Cato te roepen. Voor het eerst deze spelen ben ik bang. En niet zo'n klein beetje ook.
"Heb jij d'r vermoord?" Schreeuwt hij.
Ik schud mijn hoofd wild en kruip achteruit, naar het mes, om hem af te maken. Ik ben niet snel genoeg dit keer. Hij heeft me weer opgepakt en duwt me woedend tegen de hoorn aan.
"Heb jij d'r vermoord?" Brult hij in mijn gezicht. De spetters vallen op mijn neus en jukbeenderen, maar daar mag ik me niet druk over maken. Hij pakt een steen zo groot als de hompen brood bij ons thuis en ik ga door het lint.
"Cato!" Schreeuw ik. "Cato!"
"Clove!" Hoor ik aan de andere kant van het veld een vertrouwde stem zeggen.
Ik kan niet inschatten waar hij is, wat hij doet. Op wie wacht hij verdomme, hij moet me komen halen. Alles wat ik voel, is pure doodsangst. Tranen schieten in mijn ogen, maar ik pers ze weg.
"Ik hoorde je, je zei haar naam!" Brult hij.
"Nee, nee! ik," maar hij onderbreekt me op een effectieve manier. De steen word opgetild en ik ben te verrast, te bang, te verlamd door zijn greep om uit te wijken of Cato te roepen. De steen beland op mijn slaap en ik val op de grond. Wazig zie ik de jongen en Katpiss nog praten, maar dan niets meer. Ik zie vlekken, alles is helder. Ik sluit mijn ogen en hoop op een vredige dood zonder al te veel pijn. Maar dat komt niet, nog niet. Mijn hoofd bonkt en er komt een gekwelde kreun van pijn over mijn lippen. Ach, het was ten minste geen pijl van Katpiss. Het was misschien mijn grootste vijand, maar ten minste niet Katpiss, dat achterlijke vuurmeisje...
"Clove!" Hoor ik hem weer zeggen. Gekweld, de pijn in zijn stem kan je horen van meters afstand.
Ik open mijn ogen en zie Cato's haar en knappe gezicht. De jongen slash man waar ik zo veel van hou. Hij smijt zijn speer neer en valt op zijn knieën naast mijn van pijn verlamde lichaam.
"Alsjeblieft Clove, je moet bij me blijven. Ik kan niet zonder je."
Ik wil zeggen dat het goed is zo, dat het niet gaat. Ik wil zeggen hoe veel ik van hem hou en dat hij door moet gaan, voor mij. Dat hij Katpiss pas mag doden als de neger ook naar de hemel is gestegen, maar het is te veel om over mijn lippen te krijgen. Hij pakt mijn hand vast en drukt er een kusje op.
"Ik kan niet zonder je Clove, blijft alsjeblieft hier. Je zei dat we samen zouden winnen."
En hij begint geruisloos te huilen. Daardoor komt er ook een traan uit mijn oogkas gerold. Huilen staat normaal nooit in zijn woordenboek. Ik hoor hem, ik zie hem, ik kan alleen niet antwoorden. En het is te veel. Mijn bleed verslechterd, de geluiden om me heen, zijn smeekbeden en kusgeluidjes die hij op mijn hand geeft sterven weg en het licht nadert. Ik zie mezelf in een witte, lichte jurk op een ster aflopen. De ster tegen wie ik heb gezegd dat ik dat zou worden. Vanaf daar ben ik bij hem, zijn hele leven lang. En als hij doodgaat, ooit, later, niet hier, mag hij ook komen. Dan kunnen we samen zijn voor eeuwig. Onze wensen vervullen. Gelukkig zijn zonder vijanden in ons leven. Ik zie mijn oude buurmeisje en Glimmer naar me lachen. Het is niet zo erg dat ze er zijn. Ik zie mijn nicht Chloë die in de hongerspelen is gestorven. Alles wat ik nu nog wil is dat Cato me nooit zal vergeten. Met de laatste adem die ik heb geef ik Cato mijn laatste woorden die zo belangrijk voor mij zijn:
"Ik hou van je."
Hij antwoord nog, iets liefs, iets smekends, maar het enige wat ik hoor of zie, zijn de dode mensen met een betekenis voor mij die me in hun armen sluiten. In mijn eigen ster. Cato zal voor me winnen. Ik ben veilig nu. De laatste aanraking die ik voel zijn zijn lippen op mijn ingedeukte slaap, en dan sluiten de poorten van de ster. Ik ben veilig.
JE LEEST
Cloves Hongerspelen
FanfictionStukje uit het boek: {Eenmaal in ons appartement smijt ik de helm van mijn outfit neer. Ik had niet verwacht dat ik zo gefrustreerd zou raken van zo'n huppel uit 12. Ze heeft ons en onze outfits die de eerste sponsors op zouden moeten leveren, de gr...