Hoofdstuk 22

834 67 8
                                    

Ik tref Cato aan bij de oever van het meertje. Hij ziet er zo erg uit dat ik gil. Die handen! Ik laat me op mijn knieën voor hem zakken, bekijk eerst zijn handen en dan zijn gezicht. Rond zijn lippen zit een rood bloedspoor en zijn handen zijn ook al bloederig. Ze zien er bijzonder pijnlijk uit. Ik raak meteen in paniek omdat ik bijna niks van al die geneeskundige dingen af weet en hij misschien wel dood kan gaan. Ik snuif de geur op van etterend vlees. En dat komt allemaal van zijn handen?

"Wat is er gebeurd Cato?" Vraag ik.

"Weet ik veel, ik wilde alleen maar via mijn handen een beetje water drinken en toen ineens kwamen er allemaal bulten die ontploften en toen kwam jij hier."

"Hoe lang ben je al aan het bloeden?"

"Weet ik veel."

"Jezus Cato," schreeuw ik "Hiermee kan ik niks. Hoe lang ben je al aan het bloeden?"

"Ja weet ik veel!" Schreeuwt hij terug. "Sinds jij terug bent!"

"Je zegt het alsof het mijn schuld is, weet je dat?"

"Kan ik er wat aan doen dat jij het zo interpreteerd?!"

"Ja kan me ook eens een keer serieus nemen en je verplaatsen in mij om te zien hoe ìk me nu voel."

"Nou, wat voel je?"

"Helemaal nìks. Ik weet niet wat ik met je moet doen nu." Zeg ik zacht. Zijn blik verandert, van een beetje kwaad naar meelevend.

"Ga ik nu dood." Zegt hij emotieloos.

"Dat moet je niet zeggen."

"Maar zo spreek je het wel uit."

"Kan ik er wat aan doen dat jij het zo interpreteerd?!" Zeg ik op dezelfde toon als hij net.

Dat maakt dat hij een beetje lacht,maar die lach is al snel verdwenen. Ik weet echt niet wat ik hier mee moet doen. Ik weet niet of er genezende blaadjes zijn, of bessen die ineens het bloed stelpen door het in te nemen. En ik durf ook niet op zijn wonden te duwen zodat het stopt want daar kan ik mezelf alleen maar mee verwonden, wat nu precies hetgeen is wat niet mag gebeuren. Ineens heb ik door waar sponsors voor zijn. Om je te helpen als je ze het hardste nodig hebt. Zoals nu, en waar zijn ze? Ze huppelen zeker allemaal achter Katpiss aan om haar een vork te geven als ze haar besjes eet ofzo. En Cato's handen zijn kennelijk niet belangrijk genoeg. En ook niet van plan om te stoppen met bloeden en etteren - wat ik echt heel erg smerig vind. Als er niet snel iets gebeurd gaat hij misschien wel echt dood. En ik moet iets drinkbaars vinden wat niet vol met vergif zit. Ik zou kunnen proberen om het water met jodium te zuiveren, maar ik betwijfel of dat gaat lukken. Dat water bijt als een idioot en misschien verwond ik mezelf daardoor wel. Cato heeft een medicijn nodig, het is gewoon zo. We moeten de mensen alleen maar zien over te halen om een muntje in de pot te stoppen die van ons van onschatbare waarde is. Alles is rond deze tijd van de spelen duur, en naarmate de finale nadert wordt alles duurder en duurder totdat je van een miljoen misschien net een homp brood kan kopen, waar je in het begin nog een feestmaal van kon krijgen. Ik zucht diep en haal een hand door mijn haar heen. Er moet toch een manier zijn waardoor ik hem kan helpen? Ja, een scene schoppen, maar dat lukt niet zo snel bij mij. Daar moet ik de tijd voor hebben en die hebben we niet. Misschien moet ik aan iets zieligs denken, misschien helpt dat beter. Maar ik kan niets verzinnen wat me zo direct aan het janken maakt. Ja, de dode kat van de buurvrouw die zijn bloed uitkotste over mijn nieuwe schoenen, maar dat was eerder zielig voor mij dan voor die kat want mijn schoenen waren zo mooi en nog geen 20 minuten oud. Cato glimlacht scheef en ik vraag me af waarom zijn lippen niet zo bloederig zijn als zijn handen. Dat komt vast doordat hij het wilde drinken en toen die bulten ontploften, en hij zich nog net realiseerde dat hij niet kon drinken. Ik word al misselijk als ik er aan denk wat zou kunnen gebeuren als hij wel had gedronken. Ik huiver. "Wat?"

"Ik dacht er aan wat er zou gebeuren als je toch had gedronken."

"Dan was ik dood.."

"Praat me er niet van, dat wil ik helemaal niet!"

Hij slaat een arm om me heen en is zo slim om me niet aan te raken met zijn handen.

"Zo slim om niet te drinken ben ik dan nog net wel hè."

"Ja, god zij dank!" Zeg ik puffend. Het is een tijdje stil en dan zie ik het voor me. Ik, huilend naast zijn lichaam dat in een bloederige plak vlees is veranderd. Ik kijk expres heel moeilijk en Cato snapt de hint. "Hè, Cloveje, het zit wel goed. Alles is oke!"

"Maar wat als dat niet zo was? Oh, Cato, ik ben zo blij dat het niet zo is!" Ik sla mijn armen om hem heen en leg mijn hoofd tegen zijn borst aan.

Het is best ongemakkelijk aangezien hij mij niet kan zoenen door die lippen of mij kan aanraken om me gerust te stellen door die handen. Maar wat minder ongemakkelijk is, is de parachute die langzaam naar beneden dwarrelt en piept zodat we kunnen horen waar hij zich bevindt als we dat niet zouden zien. Maar ik had de parachute allang ontdekt. Ik spring op en ren naar de parachute waar een zilver potje aan hangt. Als ik die open maak zit er een pil in en een kaartje van Enobaria.

Voor Cato. Niet meer uit dat meer drinken. Enobaria

Ik ren terug naar Cato en houd hem de pil voor. "Kijk eens wat Enobaria heeft gestuurd?"

"Ja, een pilletje? Maakt die me beter?"

"Tuurlijk idioot," lach ik. Hij doet zijn mond wijd open en ik gooi de pil er in. Hij slikt de capsule met moeite weg.

"Bah, 't is net alsof ik een baksteen doorslik." Moppert hij.

"Maar dan wel een baksteen met effect!" Zeg ik lachend van geluk.

Want de wonden trekken vrijwel direct dicht en de rode rand om zijn lippen vervaagt totdat ik niets meer zie. Zijn handen etteren niet meer en zien er zelfs gezond uit. Hij bekijkt ze ongelovig, en valt me dan lachend om de hals. We zijn kerngezond, blij en kunnen samen winnen. Wat wil je nog meer?

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu