Hoofdstuk 10

1K 74 3
                                    

Peeta steekt mijn mes in zijn riem, de rest loopt door en ik volg ze maar een beetje. Ik heb geen idee waar ik heen loop. Maar ik wil mijn mes terug. Ik wil niet dat hij mijn mes heeft waar ik al zo veel mensen mee gedood heb. Het is het enige mes waarmee ik op gevoel kan werpen en niet steeds hoef te richten. Glimmer loopt met gespannen boog rond, Marvel port met zijn speer in zo'n beetje elke mier en Cato loopt voor op. Hij kijkt steeds spichtig om zich heen, maar toch heb ik niet het idee dat hij weet waar de andere tributen moeten zijn. Peeta loopt achter Glimmer aan en ergens voel ik me vernederd, dat ik helemaal achter aan moet lopen achter iemand van de lagere districten. Ik zucht geïrriteerd en hij draait zich half om terwijl hij doorloopt.

"Geef me mijn mes." Snauw ik terwijl ik naar zijn riem kijkt.

Hij legt zijn hand er op, alsof hij het beschermt en dat maakt me iets bozer. "Waarom?" Zegt hij onschuldig.

"Geef nou maar."

"Als ik mag weten waarom?" Hij staat stil.

"Nee schat, dat mag je niet. Dus geef nou maar hier."

Ik duik als een havik op zijn riem af en ruk het mes uit zijn riem, ongehinderd door zijn hand die hij paniekerig terugtrekt. Ik zie hem pijnlijk kijken naar het sneetje in zijn hand. Watje.

"En als je volgende keer niet uitkijkt, ligt je hele hand er af."

Hij kijkt me raar aan, ontzet, maar ik kijk hem alleen boos aan.

"En misschien nog wel meer." Ik duw hem opzij en begin te lopen, naar de anderen die bijna in de duisternis voor mij zijn verdwenen, maar 3 blonde koppen zijn moeilijk te missen in het maanlicht dat zo nu en dan tussen het bladerdek door schijnt.

"Waar was je?" Vraagt Glimmer.

"Nergens." Is mijn antwoord.

Ze glimlacht scheef.

"Je hebt wel wat gemist." Omdat Marvel en Cato omhoog kijken, naar de lucht, kijk ik automatisch ook. Er kringelt rook omhoog, en niet ver van ons vandaan ook. Ik grijns en zeg:

"Laten we maar snel zijn, voordat de idioot in kwestie zich bedenkt. Wat ik betwijfel."

We lachen allemaal en rennen op de plek van de rook af. Als we aankomen gaan we allemaal zo geruisloos mogelijk achter een boom staan. Glimmer pakt een onaangestoken fakkel uit haar rugzak en loopt heel rustig de vlakte op waar een meisje met een grote bos blonde krullen haar handen verwarmt achter een vuurtje. Marvel en Peeta springen achter dezelfde boom waar Cato en ik staan. Cato's handen rusten op mijn schouders, wat me een klein gevoel van veiligheid geeft. Glimmer loopt zo rustig dat het meisje haar eerst niet doorheeft, maar natuurlijk wel als Glimmer de punt van haar geoliede fakkel in het vuur steekt waardoor de fakkel aangaat. Het meisje gilt zelfs even, tot plezier van ons allemaal. Ik heb geen idee uit welk district dit meisje komt, maar het is een erg domme actie van haar. En waarschijnlijk ook de laatste.

"Ik kom mezelf even opwarmen." Zegt Glimmer droog.

Marvel veraadt zichzelf door veel te hard te grinniken. Ik rol met mijn ogen, maar omdat het meisje antwoord geeft wil ik precies weten wat ze zegt. Helaas hoor ik niks door Peeta die Marvel bekritiseert, dus ik mep hem en druk mijn wijsvinger tegen mijn lippen als teken dat hij stil moet zijn.

"Het is hier warm. Ik ga niet weg. Misschien moeten mijn vrienden ook maar komen." Zegt Glimmer, en ze knipoogt.

Het was het teken voor Marvel om aan te vallen. Zijn speer doorboort haar nek en het meisje valt naast het vuur neer.

"Nee!" Gilt ze. "Vermoord me niet!" Ze blijft afschuwelijk hard krijsen totdat Glimmer's pijl haar nek ik vliegt.

"Hoorde je haar gillen?" Lacht Marvel.

"Vermoord me niet!" Doet Cato haar na en we lachen allemaal.

Zelfs Peeta, hoewel ik weet dat hij maar doet alsof. Dat is toch nog duidelijk te zien, maar het maakt even niet uit.

"Zullen we maar gaan? Dan kunnen ze het lijk ophalen voordat ze begint te meuren." Zeg ik.

Ik heb ook helemaal geen zin hier te blijven, maar Glimmer doorzoekt nog haar spullen. De uitdrukking op haar gezicht is duidelijk genoeg. Ik trek vragend mijn wenkbrauwen op, maar ze schudt haar hoofd.

"Ze heeft niet iets bruikbaars bij zich. Alleen een doosje lucifers." We hebben geen zin om het mee te sjouwen en we lopen weg.

"Maar wacht eens," Cato staat stil.

"Ik heb helemaal geen kanon gehoord?" Ik kijk vragend naar hem.

"Geen gezeur, ik ga haar nu afmaken en dan gaan we verder," en Peeta loopt terug. Ik kijk hem na en als hij buiten gehoorafstand is laat Glimmer haar mening horen: "Wat een snertjoch. Waarom vermoorden we hem niet meteen?"

"Hij kan goed met dat mes overweg, je weet maar nooit of je hem nodig hebt." Zegt Marvel.

"Nou, op dit moment weet ik het wel hoor. Hij gedraagt zich als een schoothond." Zeg ik snuivend. Glimmer lacht, tot mijn ergenis. Alweer. Ik erger me overal aan.

"Het kan geen kwaad dat hij even mee is, bovendien brengt hij ons bij haar." Zegt Cato. Ik joel zachtjes.

"En als we haar vinden, dan is ze voor mij. En niemand bemoeit zich ermee." Zegt Cato duidelijk, maar dan komt Loverboy terug.

"Is ze dood?" Vraag ik achterdochtig.

"Nu wel." Het kanonschot gaat af ter bevestiging.

"Nou jochie, proficiat!" Cato slaat hem op zijn schouders. Grijnzend kijk ik Glimmer aan. Even erger ik me niet aan haar valse grijns.

"Dan mag je als beloning, lekker als eerste de wacht houden." Zegt Marvel. Glimmer lacht hardop, alleen ik kijk grijnzend naar Cato. Hij grijnst ook.

"En daaruit concludeer ik dat we gaan slapen?" Zegt hij.

"Jij niet, wij wel." Zeg ik.

Glimmer wil haar spullen al neergooien, maar ik hou haar tegen. "Nee," zeg ik. "Niet hier. Ik vertrouw het hier niet."

Ze staart me alleen aan, maar als ik begin te lopen naar een plek die iets beter verstopt is volgt ze wel. We leggen onze spullen neer en ik knik naar de anderen, in de zin van: weltrusten. Ze knikken terug en omdat Cato zo dicht bij me ligt, val ik met een gerust hart in slaap.

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu