Hoofdstuk 19

920 71 11
                                    

Na een tijdje, wat eigenlijk vrij lang lijkt te duren, laat ik Cato los. "Sorry, ik kan er echt niet tegen."

"Dat snap ik."

"Volgens mij was het Katpiss weer."

"Ik weet het bijna zeker." Zegt Cato nors.

"Hoezo?"

"Ze heeft nu een pijl en boog."

"En is dat zo gevaarlijk dan?"

"Ik denk wel dat ze daardoor die elf heeft gehaald. Want hoe anders."

Het is even stil. Misschien heeft hij gelijk en vormt ze met die boog een gevaar. Dan mogen we wel oppassen.

"Maar ik heb haar helemaal niet met een boog gezien bij de trainingen."

"Daarom juist!" Weer stilte.

"Ze is nu vast aan het oefenen met haar kutboogje." Zeg ik dan.

"En iedereen vindt het zeker geweldig?"

"Nou, ik niet. Ze flikt het elke keer weer en telkens ben ik te dom om niet in te grijpen." Ik voel de tranen weer komen en doe daarom net alsof ik iets in mijn oog heb. Wat zullen die Capitoolmensen nu een plezier hebben.

"Je bent niet dom Clove," zegt Cato. Hij aait liefkozend door mijn haar, maar ik blijf koppig voor me uit staren.

"Jawel, wat dat betreft had ik ook blond kunnen zijn." Zeg ik nors.

"En bedankt?!" Cato fronst en kijkt bijna boos. Daarom moet ik lachen. Ik geef hem een duwtje en hij valt, maar trekt mij mee. Ik grinnik en beland naast hem in het gras dat vrij zwart is geworden door alle as. "Wij moeten ook maar gaan jagen."

Cato knikt als ik dat zeg. Hij helpt.mij ook overeind en we zetten onze nachtbrillen op omdat het alweer donker is geworden. Ik heb werkelijk geen idee hoe lang we hier nu al zijn. 3 dagen? Eigenlijk interesseert het me niks. Zolang ik hier maar uit kom. Dan benen we het bos in.

We kunnen alle dieren zien door deze brillen heen. Van konijnen tot de kleinste tor. Daarom vind ik dit ook zo'n geweldige uitvinding. Zo vind je een bange tribuut veel sneller. We zeggen in het begin niks tegen elkaar. Toch is de stilte niet ongezellig. Ik ben bij hem, hij is bij mij en dat geeft me iets meer moed om door te gaan. Ik ga zo dicht naast hem lopen dat mijn hand hem steeds heel even raakt bij elke stap die we zetten. Hij kijkt even naar mij en houdt zijn pas in. "Vanavond sneuvelt het Capitoolengeltje Clove, dat beloof ik."

"Eigenlijk wil ik haar zelf onder handen nemen."

"Maar ik wil haar hebben als ik d'r vind."

"Jammer dan, ze is van mij. Ik wil haar bange gezichtje wel zien als mijn mes haar hart doorboort."

"Oke dan, jij je zin," Zegt Cato. "Maar beloof me dan dat je er een leuke show van maakt. Voor al die broekies in district twaalf."

"Daar hoef ik niks voor te beloven. Dat doe ik zo." Hij grijnst en ik grijns terug.

"Je bent geweldig."

"Dankje," ik ga op mijn tenen staan en druk een kus op zijn wang. Dan grinnik ik. "Je krijgt je eerste stoppels."

"Doe normaal." Snauwt hij. Ik grinnik alweer.

"Maar het is waar."

"Helemaal niet, die had ik al."

"Ik dacht dat je voorbereidingsteam die hardgrondig had verwijderd?"

"Haha." Zegt Cato sarcastisch.

Hij duwt me tegen een boom en doet net alsof hij zijn mes trekt. "Word je agressief?"

"Ja, en als je niet oppast snijd ik je slagader door en dan kan je langzaam en pijnlijk sterven. Denk erom, er kan er maar 1 winnen."

Die opmerking laat me even slikken. Want het is wel waar. Toch laat ik me niet kennen. "Niet als ik eerst een mes in je borstkast steek."

"Dat mag niet."

"Van wie niet?"

"Van mij niet. Dan ga ik dood."

"En anders ik!"

"Niemand boeit dat wat, alleen maar dat Katpiss niet doodgaat. Of Loverboy."

"Binnenkort is hij ook dood hoor," zeg ik. "Ik dacht dat je wist waar je hem geraakt had?"

"Ja, zijn bovenbeen."

"Dat is ook echt je eerste keus als je iemand wil vermoorden."

"Zeg, hoor eens. Er waren nog te veel bloedzoekers, dus ik moest snel iets doen. Hij gaat echt wel dood."

"Maar als je nou op zijn nek had gericht," begin ik. Cato onderbreekt me:

"Ik zeg toch dat er te veel bloedzoekers waren! En ik was al gestoken."

"Ja, ik snap je. Laat me nou maar weer los."

Hij grijnst en laat me los. Samen lopen we verder en in de tussentijd doordenk ik mijn plan. Is het wel slim om te doen? Ik zat namelijk te denken dat ik Katpiss haar boog moest stelen als ze lag te slapen ofzo. Maar dan moet ik haar eerst vinden, en wat nou als ze ineens wakker wordt? Dan ben ik flink de klos. Want ik begrijp van Cato dat ze wel veel kan met die stomme boog. Hij heeft zelf gezien dat ze die bij Glimmers lijk heeft weggehaald. Of ten minste, dat heb ik zo begrepen. En als dat niet zo is, dan heeft ze nog wel die boog om ons flinke wonden te bezorgen. En aangezien onze spullen zijn opgeblazen hebben we niets meer. De luxe die we eerst hadden zijn we helemaal kwijt. En in het begin dacht ik nog dat de dader ook dood was door de klap, maar dat had zij dus gedaan met haar pijlen. Ik hoop dat ze in elk geval wel verwondt is. Dan horen we een kanonschot. Ik kijk op en blijf staan. Was het Katpiss? Heeft Marvel haar te pakken gekregen? Ik lach uitgelaten. "Kom, we gaan Marvel feliciteren."

"Nou, feliciteren? Ik mocht haar toch hebben." Zeg ik lachend terwijl ik achter Cato aan ren. Hij lacht ook, veel te blij. Want als we hem eindelijk gevonden hebben wordt hij net omhoog gehesen door een hovercraft. Ik begin te gillen. Die pijl die op de grond ligt,vol bloed, is niet van Katpiss. Maar van mijn bondgenoot Marvel. Nog eentje verloren, alweer door Katpiss' vuile handen. Ik word woedend. Waarom blijft het mislukken?! Ik trap tegen een tak aan en houd mijn gil van woede binnen. Ook Cato is kwaad, maar minder dan toen alle spullen waren opgeblazen.

"Cato, ik wil haar dood zien. En wel nù!" Ik stamp voor hem uit en pak zo veel messen als ik kan dragen.

"Katpiss, lieverdje, meisje dat in vuur en vlam staat, engeltje. Je. Gaat. Er. Aan!" Sneer ik.

Ik smijt een van de messen in een stam verderop en terwijl ik doorloop ruk ik het er weer ruw uit. Wacht maar, dat gebeurt Katpiss straks ook.

Cloves HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu