A/n
THANKS VOOR DE 700 READDDSSSS! (Sorry voor het korte stukje)
-X
Chelsea
-------------------------------------------------------------------------------------Ik loop naar de deur, en trek hem open. Kili leunt tegen de deur, en valt dus naar binnen. "Karma." mompel ik. Zuchtend staat hij op, en loopt naar binnen. Hij ploft neer op mijn stoel. Ik duw de deur weer dicht en loop naar m'n bed. Ik klem een kussen tussen mijn armen. "Sorry." zeg ik maar, om de stilte te verbreken. Kili slaat zijn ogen op. Hij schudt zijn hoofd. "Ik heb nagedacht, Aera. Ik was niet eerlijk, maar hopelijk begrijp je wel waarom. Ik wil je niet kwijtraken. Nooit." Ik slik. Ik begraaf mijn neus in mijn kussen, en laat me achterover vallen. Ik staar naar het plafond, en de eerste tranen lopen alweer richting mijn oren, aangezien ik lig. Kili komt aan het voeteneind zitten, en laat zich vervolgens ook achterover vallen. Hij veegt een traan weg, en ik bijt op mijn lip. "Ik begrijp je niet. Maar ik wil het wel leren." fluistert hij. Ik trek mijn benen op het bed. "Ik moest gewoon iets doen, Kili. Ze hadden ons bijna vermoord. Nu heb ik hen vermoord." Hij zucht. Hij lijkt het nog steeds niet te begrijpen, maar dat verwacht ik ook niet van hem. Ik verwacht alleen dat hij me mijn gang laat gaan. "Oké." zegt Kili. Hij heeft me weer afgeluisterd. Zo vervelend vind ik het niet eens, want nu hoef ik eigenlijk niks uit te leggen. Ik staar hem opgelucht aan. Hij brengt zijn hoofd dichter bij, en drukt zacht zijn lippen op de mijne. Het voelt alsof ik in een droom leef, wat misschien ook wel zo is. Ik leg mijn hand op zijn wang.
Ik ga rechtop zitten. Ik moet hem vertellen over het medaillon. "Kili? Kijk." Ik steek mijn hand uit, en open mijn vuist, waar het medaillon ligt. "Wat is dat?" vraagt hij. "Kijk maar." Ik stop het medaillon in zijn hand, en hij bekijkt het zoals ik gevraagd had. Zijn ogen glijden over mijn naam, en hij kijkt me vragend aan. "Ik vond het tussen de bladeren bij de open plek in Hua." Hij opent het, en zijn ogen worden groot. "Je ouders..." Hij neemt het fotootje in zijn handen, en draait het om. "Er zijn er nóg 2?" Ik knik. "Ik moet ze vinden." "Dat snap ik. Ik ga met je mee. Morgenvroeg vertrekken we." En hij staat op.
