Een moordpoging

190 16 15
                                    

Ik kroop in mijn bed met mijn kleding nog aan. Pijn verspreidde zich door mijn borstkas. Ik snapte het niet. Ik had Kevin eindelijk vermoord. Ik had mijn wraak. Ik zou me goed moeten voelen.

Zou ik dan toch gehecht zijn geraakt aan Julian? Nee, dat kan niet. Ik raak niet gehecht aan mensen.

Eerder was het me uiteindelijk toch gelukt om meneer Smith te overtuigen dat ik niets met de dood van Kevin te maken had. Het zette me aan het denken. Hoe hebben de mannen van meneer Smith Kevin zo snel gevonden?

Ik kon me niet meer herinneren dat ik in slaap was gevallen toen ik wakker werd van voetstappen op de gang. Meteen was ik klaarwakker. Ik spitste mijn oren om te horen wat de mensen zo laat hier deden. Toen besefte ik dat het helemaal niet laat was. Ik was vroeg in de ochtend naar huis gegaan nadat ik de nacht met Julian had doorgebracht. Ik keek op mijn wekker. Het was half negen s'ochtends.

Ik concentreerde me weer op de mensen in de gang. Ik hoorde ze wat tegen elkaar zeggen. Ik liep stilletjes naar de muur om te horen waar ze het over hadden.

'Weet je zeker dat ze slaapt?'

'Heel zeker. Ik had haar een tijdje geleden wat van mijn speciale spulletje toegediend, dus die is nog wel even van de wereld.'

Ik hoorde de mannen grinniken. Een grijns tekende mijn lippen. Het was de tweeling. Ze hadden moeilijke namen en ik deed nooit de moeite om ze te onthouden. Ik noemde ze altijd tweedledee en tweedledum. Ik dacht dat tweedledee nu wel doorhad dat ik niet zo dom was een van zijn drankjes aan te nemen. Van het gevaarlijke moordenaars duo was hij de gifmaker. Ik was ook een beetje teleurgesteld in meneer Smith. Stuurde hij echt tweedledee en tweedledum op me af? Je zou toch denken dat hij iemand op me af zou sturen die een beetje aan mijn vechtkunsten kon tippen.

Snel bedacht ik een plan. Ik kon ze natuurlijk beiden vermoorden maar, dat zou zo'n rotzooi achter laten in mijn kamer. Ik opende mijn kast zo stil als ik kon en pakte er een touw uit. Ik deed mijn raam stilletjes open en knoopte het touw goed aan de haak aan mijn vensterbank vast. Ik gooide het naar buiten zodat het uit mijn raam hing.

In plaats van uit het raam te klimmen, klom ik op mijn kast en maakte de ventilatieschaft open. Voorzichtig kroop ik erin en sloot hem weer achter me. Ik hoorde de tweeling de deur open maken. Ze sloegen een paar verbaasde kreten toen ze mij niet zagen liggen en stormden al snel mijn kamer uit.

Ik vloekte zachtjes. Meneer Smith had ze op mij afgestuurd om me te vermoorden. Hij wilde me dood. Maar waarom? Mijn gedachten dwaalden naar Kevin. Meneer Smith moest het weten. Hij moest weten dat ik hem had vermoord. Maar hoe?

Toen snapte ik het. Ik wilde me voor mijn hoofd slaan omdat ik zo dom en onvoorzichtig was geweest. Camera's. Meneer Smith moet de beelden gezien hebben. Alleen miste er nog steeds een puzzelstukje. Hoe kwam meneer Smith aan die gegevens?

Ik bleef nog een tijdje liggen en pijnigde mijn hoofd terwijl ik probeerde alle puzzelstukje in elkaar te schuiven. Het was van geen doen. Ik moest terug naar Julian.

Ik kroop de ventilatieschaft weer uit en trok iets gemakkelijks aan. Ik liep stilletjes door de gangen en hoorde dat er een stukje verderop heel wat afgeschreeuwd werd. Ik hoefde niet heel goed te luisteren om te weten dat het over mij ging. Ze dachten dat ik weg was gelopen. Mijn plannetje had gewerkt.

Terwijl ik langs de mannen liep die elkaar ervan probeerden te overtuigen dat hun plan het beste was, liep ik langs hen heen alsof er niks aan de hand was.

Ik gaapte even overdreven, 'Morgen.' Groette ik ze.

Ze keken me verbaasd na terwijl ik naar buiten liep.

Terwijl ik de garage inliep bedacht ik me dat mijn motor nog bij school stond. Ik vloekte. Ik moest een ander plan bedenken. Ik liep verder door de garage. Overal stonden dure auto's en motoren. Mijn oog viel op een auto in een hoekje. Hij was bedekt met een wit kleed. Mijn auto. Een McLaren p1. Een glimlach tekende mijn lippen. Die had ik voor mijn 16e verjaardag gekocht. Ik was 16 en ik had geen rijbewijs maar, toch kon ik autorijden. Dat had ik geleerd op de racebanen van meneer Smith.

Met een grote grijns op mijn gezicht sprong ik de auto in. Ik liet de motor ronken. Wat een heerlijk geluid was dat. Het was een hybrid maar ik laadde hem nooit op. Een auto moet geluid maken, dat hoort gewoon zo.

Rustig reed ik over de weg. Ik werd er zenuwachtig van maar, ik mocht niet harder gaan want dan zou ik te veel aandacht trekken. Ik wilde niet dat een agent me aan zou houden om vervolgens uit te vinden dat er een meisje van 16 achter het stuur zat.

Ik parkeerde mijn auto op de oprit van Julians huis. Julian keek me verbaasd aan toen hij voor me open deed maar, ik liep meteen langs hem heen naar binnen.

Ik liep direct naar de woonkamer en keek rond of ik camera's zag. Al snel spotte ik er één.

'Avalynn, wat doe je hier?'

'Ik moet de camerabeelden zien.'

'Wat?'

Ik keek hem doordringend aan. 'Je hoorde me wel, ik moet ze zien.'

'En waarom zou ik jou dat laten zien?'

Ik trok grijnzend een mes. 'Omdat ik anders af zal maken wat Kevin hier gisteren was begonnen.'

Al snel zat ik achter de computer de camerabeelden te bekijken. Mijn moord werd nog een keer afgespeeld en ik zag hoe ik kussend door Julian naar boven werd getild.

Mijn ogen werden groter toen ik zag wie er naar binnen kwam lopen toen ik en Julian ongeveer een kwartiertje boven waren. Op het beeld zag ik meneer Smith binnen komen. Hij was aan het bellen met iemand en maakte een klein sprongetje toen hij het lijk van Kevin zag.

Ik draaide me om naar Julian. 'Ken je hem?'

Hij haalde zijn schouders, 'Dat is niemand om je zorgen over te maken. Dat is mijn vader.'

Assassin's highschoolWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu