Hoofdstuk 3 - De wisseling

99 6 0
                                    

Ik kijk naar de havik, die daar nog steeds zit. Iets in mij zegt; 'Amy, ga achter de havik aan.' Ik volg het stemmetje in mijn hoofd op en loop naar de havik toe. Hij kijkt me met een scheef hoofd aan. Ik knik naar hem en hij vliegt op een kleine hoogte voor me uit, zodat ik hem kan zien. Ik begin te rennen en ik heb nu een hekel aan vogels. Vogels vliegen veel te snel. Maar dat terzijde is het wel een spannend avontuur. Het is een keer iets anders. Mijn vriendinnen zitten nu saai thuis huiswerk te maken of televisie te kijken. Ik ben nu al een paar minuten aan het rennen en begin een beetje vermoeid te raken. Maar ik wil niet stoppen met rennen, dat kan ik gewoon niet. Ik versnel mijn pas nog een keer waardoor ik nu op mijn hardst ren. Ik wil het bijna opgeven als hij stopt en op de grond gaat zitten. Mijn hart klopt als een bezetene en ik moet even op adem komen. Een flinke zucht verlaat mijn mond en ik kijk naar de havik. Ik neem de omgeving in me op. Het was een open plek. Ik was al zo vaak in het bos geweest, met de hond. Veel te vaak eigenlijk. Ik ging elke week met Lizzy naar het bos, dat vond ze heerlijk. Maar deze open plek heb ik nog nooit gezien. Mijn ogen glijden langs alle bomen en ik zie een een stenen bouwwerk staan. Ik kijk naar de havik. Hij vliegt naar het bouwwerk en gaat erop zitten. Hij tikt met zijn snavel op een bepaalt punt waardoor het bouwwerk opeens oplicht. Ik sluit mijn ogen door het felle licht in het donkere stuk van het bos. Als ik mijn ogen weer open doe en ze weer gewend zijn aan het licht, zie ik een portaal. Het bouwwerk is niet meer gewoon open,  maar uit het midden komt een blauwe gloed. En die blauwe gloed is zo fel dat je er niet meer doorheen kan kijken. Ik kijk met grote ogen naar het verschijnsel. En van het portaal naar de vogel. Er was maar één vraag die door mijn hoofd spookte; 'Zou ik er door heen gaan?' Ik twijfelde even. Maar deze kans kan ik toch niet laten schieten? Niemand die ik ken zal dit ooit meemaken. Dit was gewoon geweldig, een ervaring die niemand zou kunnen bedenken. Ik kijk naar de havik en opeens lopen mijn voeten uit zichzelf naar het portaal. Als ik voor het portaal sta kijk ik naar de vogel. 'Ga je niet mee?' vraag ik. De havik schud zijn hoofd. Misschien was hij er alleen maar om mij hier naar toe te brengen. Ik kijk naar het portaal en dan naar de havik. Ik breng mijn hand naar het portaal, heel voorzichtig raak ik met mijn vinger de blauwe gloed aan. Het doet geen pijn dus duw ik mijn hand er wat verder in. Een soort kracht probeert me in het portaal te krijgen. Ik trek mijn hand terug en kijk naar boven, naar de punt van het portaal. De havik is weg. Ik moet dit alleen doen. Ik haal eens diep adem en stap met één voet het portaal door, ik weet niet wat ik moet verwachten en of ik mijn voet er neer kan zetten. De kracht is zo sterk dat het mij over de kop het portaal in trekt. Even word mijn adem benomen door de prachtige kleur wisselingen. Na een paar seconden is het spektakel afgelopen. Het lijkt alsof ik een flinke duw in mijn rug krijg die mij het portaal uitwerpt. Met een koprol val ik uit het portaal en kom ik op mijn rug terecht. Ik blijf liggen want die klap heeft me toch wel wat pijn bezorgt. Ik duw mezelf rechtop en ga in een kleermaker zit zitten. De zon verwarmt me meteen. Wacht... de zon? Het is toch winter? Daarstraks was het grijs en geen zon te zien. En nu schijnt de warme zon. Vreemd. Ik sta op en zet mijn handen in mijn zij. Wat me ook opvalt is dat ik opeens een korte broek en een topje aan heb. Ook al vreemd. Zou ik een harde klap hebben gehad en is dit allemaal een droom? Nee, dat kan niet. Ik neem even snel de omgeving in me op. Bomen, groene kleuren die ik nog nooit heb gezien en een lange, groene weg van gras. Ik volg met mijn ogen de weg en zie aan het eind, in de verre verte, een groot kasteel en aangrenzend een dorpje. Ik kijk verder naast me, bomen. Ik draai me om en zie daar bomen en in de verte nog een kasteel, maar enger. Het kasteel ziet er zwart uit. Ik ril even en draai me om naar het dorp. Ik kijk links van me. Bomen, eenhoorn, gras... Een gil verlaat mijn mond en ik sla meteen mijn hand voor mijn mond. Een eenhoorn? Het dier kijkt me met een schuin hoofd aan en komt naar me toe. Heel voorzichtig zet ik een paar stappen achteruit. De eenhoorn hinnikt en staat nu voor me. Het snuffelt aan mijn broek en ik kan het niet laten om zijn geslacht te bepalen. Een merrie. Ik hou mijn hand op zodat ze er aan kan ruiken. 'Hoi meisje.' zeg ik terwijl de merrie aan mijn hand ruikt. Ik geef haar een klopje op haar hals en moet toch even haar hoorn aanraken. Het was echt. Heel even kwam het in me op om mezelf te knijpen, maar als dit een droom was zou ik niet meer willen ontwaken. 'Ik moet gaan.' Ik zet de wandeling in, op weg naar het dorp en het kasteel. Iemand zou me toch kunnen vertellen waar ik nu ben beland. Na een paar meter haalt de eenhoorn me weer in en verspert mijn weg. Ze gaat over dwars staan en wenkt met haar hoofd naar haar rug. Ik voel mijn ogen groot worden. 'Je wilt dat ik op jou rug ga zitten?' vraag ik. De eenhoorn hinnikt vrolijk. Ik loop voorzichtig naar de eenhoorn en leg mijn hand op haar rug. De eenhoorn zucht en duwt me met zijn neus zijn rug op. Daar zat ik dan, op de rug van een eenhoorn. Het dier hinnikt nog een keer en zet dan een galop in. Op weg naar het dorp. 

The hawkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu