Hoofdstuk 19 - Piraten

81 3 0
                                    

Het felle blauwe licht, de warme gloed en het rustgevende geluid van het water. Geweldig. Als ik alle kracht die mogelijk is in me heb, haal ik mijn hand uit de parel. Ik adem even diep in en voel bijna de kracht. 'Wat moet ik nu doen Mia, hoe kan ik hem gebruiken?' vraag ik. Mia is ondertussen ook op de kant geklommen en kijkt naar me. 'Ga in een kleermakerszit zitten... Ja goed zo. En nu zet je vuisten tegen elkaar aan. Zoals dit.' zegt ze terwijl ze het een beetje uitbeeld. 'Ja, nu zeg je mij na: Imperiasum.' Ik ga in de houding zitten. 'Imperiasum.' zeg ik Mia na. Opeens komt er een soort bal van water om me heen. 'Die bal beschermt je tegen alle krachten, maar niet voor een lange tijd. Het is als een verlenging, zodat je iets kan bedenken in nood.' zegt Mia. Terwijl ze praat zakt het water weer naar beneden, tien seconden precies werkt de spreuk. Ik knik naar Mia. 'Dit is echt geweldig Mia.' stamel ik. 'Dit kan me echt helpen. Maar waarom heb je deze kracht aan mij geschonken?' vraag ik aan haar. Ze kijkt pijnlijk. Ik zie aan haar dat er een lang verhaal aankomt. 'Dat is een lang verhaal. Vroeger leefden de elven van Anesta en de zeemeerminnen vredig samen. Maar toen Urania aan de macht kwam, veranderde dat. Urania had de oorlog verklaard aan Anesta en Uthopia, waar je nu bent. Uthopia werd door die oorlog een stuk kleiner. Heel veel minnen en mannen werden uitgeroeid en het water werd weggepompt uit de meren. Uiteindelijk is Uthopia gekrompen naar een kleine zee onder de grond die alleen vanaf bepaalde meren toegankelijk is. Tot de dag van vandaag heeft Uthopia een hekel aan Urania en dus ook aan Meldora. Daarom helpen we jou graag in jouw strijd tegen Meldora. Jij zal de vrede weer terug brengen.' zegt ze vol vertrouwen. Ik knik dankbaar naar Mia. 'Het is heel fijn dat nog één iemand in mij geloofd.' zucht ik. Ze vraagt bezorgt wat er is en ik leg haar uit wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Ze lijkt mee te leven. 'En nu?' vraag ik. Ze zegt dat we maar weer terug gaan naar Lyra. We zwemmen weer door Uthopia terug naar Lyra. Als we boven kopen slaak ik een gil. 'Zie je wel! Ik wist het toen ik die eenhoorn zag, heeft die jongen toch de waarheid gesproken.' zegt één van de mannen die opeens voor ons staat. Ik werp mijn blik snel naar Mia, die kijkt pissig naar één van de mannen. 'Riko, kon je het weer eens niet laten? Moet je nou weer dit meisje gaan lastig vallen?' zegt ze sluw. Ik zie één van de mannen lachen, degene die eruit ziet als een kapitein. Het dringt tot me door dat dit wel eens een bende van piraten kan zijn. 'Aha, Mia... mijn favoriete meermin. Natuurlijk, dat is mijn hobby. Maar dit keer krijg ik er een flinke beloning voor, om haar mee te nemen.' zegt de man, ik denk dat dat Riko moet zijn. Voordat Mia nog kan reageren gooit een andere man een net over haar heen. Ik schrik me kapot als de man haar met een ruk het land op trekt. De meermin spartelt, ik ben blij dat het geen vis is. 'Mia!' roep ik benauwd. Riko knielt bij Mia neer en pakt een mes uit zijn broekzak. 'Dus, Amelia.' zegt hij en hij houdt het mes tegen de keel van Mia die nu stil ligt. 'Als jij wilt dat Mia blijft leven, moet je nu op de kant komen en rustig doen wat wij zeggen. Tik tak, jouw keus.' Hij drukt lachend bij elke seconde het mes verder. Uit paniek weet ik niets te doen. 'Stop!' roep ik snel. Ik zwem naar de kant en klim erop. Twee mannen trekken mij omhoog. Ik draai me om en zie dat Lyra weg is. Ik voel hoe één van de twee mannen me bij mijn heupen op tilt. Hij gooit me over zijn schouder. 'Laten we Mia ook maar meenemen.' zegt Riko. En dan begint de lange weg naar hun schip. Ik had Anesta wel zo'n beetje gezien. Het was alleen maar zwart voor mij, er gebeuren enkel slechte dingen met mij. Iedereen had het op prinses Amelia gemunt. 

Na een paar minuten word ik neer gezet. Ik knipper even met mijn ogen. Dit leek in de verste verte niet op Anesta. Dit was niet meer de fantasie wereld. We waren op een kade die we zelfs in Rotterdam zouden kunnen vinden, maar dan was het hier heel rustig. Mijn handen zitten achter mijn rug en ik word vooruit geduwd. Het was net zoals in die sprookjes, maar dit keer kon het goed zijn dat dit keer de slechterik zou winnen. Ik waggel bijna over de plank die na het schip leid. Als ik op het schip sta word ik los gelaten. Ik draai me om en zie hoe Mia in het net het schip opkomt. Veel zie ik daarna niet meer want een paar mannen komen om me heen staan. Dan schiet er opeens iets door me heen, ik kan tijd rekken. Voor ze me iets kunnen doen ga ik in de kleermakerszit zitten en zet ik mijn vuisten tegen elkaar. 'Imperiasum.' mompel ik. Een bal van water beschermd me en de mannen kunnen er niet doorheen komen. Ik kan nu iets bedenken, ik heb tien seconden. Ik kan vliegen! Ik vlieg hier gewoon weg. De laatste seconden tikken weg. Als de bal weer verdwijnt vlieg ik meteen omhoog, maar blijkbaar hadden ze dat al bedacht. Ik voel hoe een hand om mijn enkel komt en me naar beneden slingert. Ik kom met een harde klap op de grond en kreun even als ik omhoog probeer te krabbelen. Ik moet nu denken en snel, want er komen wat mannen lachend op me af lopen.  Opeens schiet de spreuk om iets of iemand mee omhoog te tillen in mij op. Ik krabbel snel overeind en neem de houding aan. 'Iriosum Prilantus.' zeg ik en met mijn wijsvinger kan ik één van de piraten optillen. De piraat smijt ik tegen een andere aan die na mijn mening te dichtbij is. Ik til nog een piraat op, maar voordat ik de zelfde actie kan herhalen voel ik een koud ijzer tegen mijn keel. 'Als je dat doet, ben je er geweest. Zet hem neer.' hoor ik Riko zeggen. Ik laat de spanning los en de piraat komt met een klap neer op het dek. 'Moest van jou kapitein!' lach ik. De kapitein pakt mijn linkerarm en trekt die achter mijn rug, het mes klettert op de grond en mijn andere arm word ook achter mijn rug getrokken. Ik voel een strak touw dat om mijn polsen word gebonden. De kapitein tilt me over zijn schouder en loopt een trap af. We waren nu onder het dek. Hij loopt door een deur heen en zet me op een of andere bank. Hij bindt zwijgend nog een touw om mijn enkels. 'Jij komt hier niet meer weg. Mocht iemand je willen halen, zullen ze je niet vinden. Niet dat ik denk dat iemand je komt halen, ik heb gehoord dat je met iedereen ruzie hebt, klein kreng.' lacht hij. Hij draait zich om en loopt lachend de kamer uit. Ik kon nu helemaal niks meer, ik kon in ieder geval geen spreuken meer gebruiken of lopen. Ik ga op het uiteinde van de bank zitten zodat ik in de hoek zit. Mijn ogen wennen langzaam aan het donker. Het stonk er enorm en ik was helemaal alleen. Ik hoor wel dat het water tegen de boot aan komt en ik ben benieuwd wat ze met Mia gaan doen. 'Haal het anker maar op!' hoor ik iemand van bovenaf roepen. Een hard geluid laat me realiseren dat het anker omhoog gaat. En dan voel ik dat er beweging in de boot komt, daar gaan we dan. 

The hawkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu