Hoofdstuk 18 - De blauwe parel

79 3 0
                                    

Ik zit tegen de deur aan, inmiddels ben ik uitgehuild. Opeens hoor ik een zachte stem aan de andere kant van de deur. 'Amelia? We bedoelden het niet zo, doe alsjeblieft open.' hoor ik Ty zeggen. Dat is het eerste wat hij tegen me zegt sinds de ruzie. Ik schud mijn hoofd. 'Amelia?' zijn stem klinkt geïrriteerd. 'Amelia?! Ik weet dat je daar bent hoor.' Ik geef geen antwoord. Met zijn lieve woordjes kan hij dit niet goed maken. 'Dan niet! Jij bent echt een eigenwijs kind zeg. Niet te geloven.' zijn stem sterft zachtjes weg in de gang. De tijd die ik met Ty heb gehad tot nu toe was enkel positief. Waarom moest dat veranderen vorige week? Ik laat mijn hoofd op mijn knieën rusten en kijk voor me uit, net zoals in de kerkers van Meldora. Maar dit keer zonder de beschermende arm van Ty om mij heen. En daar zit ik dan, vermoeid van het huilen. Daardoor val ik ook tegen de deur aan in slaap. 

De twee dagen die volgen ontwijk ik zo veel mogelijk elven. Ik kom enkel voor het eten mijn kamer uit. Voor de rest oefen ik spreuken of zit ik op mijn kamer tv te kijken of iets in die richting. Net zoals vandaag. De deuren van mijn kamer zaten op slot en ik zat tegen de muur aan tv te kijken. Maar ik kan me niet focussen op wat er op de televisie is. Ik zit wat met mijn nagels te knoeien. Het is vandaag zaterdag. Woensdag ben ik jarig, dus zal het gevecht met Meldora zijn. Ik hoor een getik op mijn balkondeur en ik stap mijn bed uit. Ik loop naar de deur en zie er een vogel zitten, een zwarte raaf. Bij de reling staat een elf in zwart naar me te kijken. Ik maak de deur open en er verschijnen meer elven. Ik pak de raaf vast en zie dat er een briefje om zijn poot zit. De elven kijken me zwijgend aan. Ik haal het briefje eraf en lees het. "Woensdag 14:00 mijn kasteel. Zonder hulp. Meldora." Ik rol het briefje op en gooi het voor de voeten van één van de elven. 'Ik zal er zijn, alleen.' zeg ik tegen de elven. Ik laat de raaf opvliegen en loop weer terug naar binnen. Als ik me omdraai om de deur te sluiten zie ik dat de elven zijn verdwenen. Ik sluit de deur en loop terug naar mijn bed. Onder mijn bed ligt het spreukenboek. Ik haal het tevoorschijn en begin er weer uit te leren. De simpele trucjes oefen ik uit op mijn meubels. Ik laat het maar zo en ik sluit het boek weer. Ik kan nu nergens meer aan denken, enkel aan het idee dat ik er alleen voor sta woensdag. Ik draai met mijn vinger rondjes op mijn been en kijk naar de televisie. Ik had dus echt geen zin in woensdag. Ik zou willen dat ik aan iets anders zou kunnen denken dan woensdag. De hele middag kijk ik wat verveeld naar de televisie. Als er op de deur geklopt word negeer ik het, hoewel ik het vermoeden heb dat het Ty is. Ik spring mijn bed af en loop naar de kaptafel toe. Ik ga op de stoel zitten en kijk naar mijn vermoeide gezicht in de spiegel. Ik pak de borstel van de kaptafel en begin mijn haar te borstelen. Elk haartje borstel ik zorgvuldig. Als mijn haar helemaal uitgeborsteld is begin ik een vlecht te maken. Ik hang de vlecht over mijn schouder en zet mijn ellebogen op de tafel. Ik laat mijn hoofd op mijn handen rusten, niemand wist dat ik woensdag in mijn eentje naar Meldora zou gaan. Ik ga eens iets leuks doen. Ik schuif mijn stoel naar achteren en sta op met mijn grootste glimlach op mijn gezicht. Ik draai de deur weer open en loop door. Ik loop naar de keuken en zie het personeel geschrokken kijken. Ik negeer de stekende blikken en loop naar de kok die de leiding heeft. 'Zou jij voor mij de spullen kunnen pakken die ik nodig heb om... cupcakes of een taart te bakken?' vraag ik lief. Hij trekt zijn wenkbrauw op en hij knikt verbaasd. Hij loopt weg en komt terug met heel veel spullen. 'Hiermee,' wijst hij aan. 'kan je een overheerlijke amandel taart maken.' Ik knik, dat zou perfect zijn om weer in een goede bui te kunnen komen. Met wat hulp van de kok begin ik aan de taart. De andere mensen moeten lachen om de fouten die ik maak en ze komen niet meer bij als ik helemaal onder het meel zit. Ik schud lachend het meel van me af. Terwijl ik druk in de weer ben met een garden, komt er iemand binnen. Ik kijk op en blaas een pluk die los is gekomen van mijn vlecht uit mijn gezicht. Als ik zie dat het Ty is stop ik met mixen, mijn gezicht betrekt. Hij kijkt een beetje ongemakkelijk en iedereen voelt de spanning tussen Ty en mij. Het personeel loopt stilletjes de keuken uit. Ty staat nog steeds midden in de keuken en ik sta daar, onder het meel en met een garden in mijn hand naar hem te kijken. Als hij niets zegt ga ik rustig door met het mixen. Hij staart naar mij. Geïrriteerd kijk ik op. 'Is er iets?' vraag ik zenuwachtig. Ik was helemaal niet zenuwachtig, maar ik kan er niet tegen als iemand naar me staart. Hij haalt zijn schouders op en loopt naar de koelkast. Ik zucht en schud mijn hoofd. Ik vul de bakvorm met het beslag van de taart en zet het in de oven. Hij heeft een glas met cola en kijkt weer naar mij. Ik ga op het aanrecht zitten en kijk hem onderzoekend aan. 'Zeg maar.' zeg ik. Hij schraapt zijn keel. 'We bedoelden het echt niet zo...' zegt hij dan. Ik haal mijn schouders op en loop naar de deuropening. Ik steek mijn hoofd om het hoekje en zie daar het personeel. 'Kom maar weer naar binnen hoor.' lach ik. Ik richt me op de kok die me aan het helpen was. 'Hoe lang moet de taart in de oven?' We lopen met zijn allen weer naar binnen. Ty staat er nog steeds, hij drinkt nadenkend zijn cola op. Terwijl ik mijn spullen aan het opruimen ben, negeer ik Ty zoveel mogelijk. Hij loopt de keuken weer uit en ik ga verder met de voorbereiding van het decoreren van mijn taart. 

Ik eet langzaam, want de smaak is overheerlijk. Ik zit op mijn bed een stuk van mijn eigen taart te eten. Ty was die middag niet meer terug gekomen en ik had daar vrede mee. Ik zet het lege bordje op mijn nachtkastje. Ik klim voorzichtig van mijn bed af en haal het elastiek uit mijn haar. Daarna besluit ik om even snel te gaan douchen, om al het meel van me af te krijgen. Als ik onder de douche uitstap zie ik op de grote klok dat het al weer laat in de middag is. 

 De dag daarna besluit ik Lyra op te zoeken. Het was nu zondag en over een paar dagen kan ik misschien wel dood zijn, dus dit is de beste tijd om iets te ondernemen. Ik kleed met snel aan en dan neem ik de kortste weg, het balkon. Ik vlieg naar de stallen toe en laat mezelf voor de stal van een andere eenhoorn terechtkomen. Ik besef dat ik toch wel blij ben dat Ty me heeft leren vliegen vóór dat we ruzie kregen. Ik aai de eenhoorn die inmiddels met mijn hoofd over de staldeur heen hangt. Ik loop de stallen langs maar nergens kan ik Lyra vinden. Ik zucht en loop naar de weide. In de weide zie ik meteen Lyra grazen. Ik vlieg omhoog en fluit op mijn vingers. Lyra kijkt op en hinnikt vrolijk. Ze komt in volle vaart naar me toe en stopt onder me. Ik laat me op haar rug zakken. 'Even een dol rondje?' fluister ik. Ik grijp haar manen vast en Lyra zet een snelle galop door het weiland in. Ze rent recht op het hek af en ik slaak een gil. Ik sluit mijn ogen en voel dan dat ze erover heen springt. Ik open mijn ogen en zie dat Lyra het bos in gaat. We vliegen bijna langs de bomen en na een paar minuten zijn we bij haar eindbestemming. Ze stopt met lopen en haalt uitgeput adem. Ik kijk mijn ogen uit. We waren bij een prachtige waterval. Ik stap van Lyra af en loop de rotsen bij het meertje op. 'Dit is... geweldig Lyra...' fluister ik. Ik sta bovenop een rots en kijk naar de heldere waterval. Opeens staat Lyra achter me en die gaat op de rots liggen. Ik kijk verbaasd en ga naast haar zitten. Ik kijk naar haar en ik zie dat ze me op iets voor me wijst. Ik draai mijn hoofd terug en zie in het water verschillende vissen zwemmen. Maar ook iets veel groters. Het grote ding komt naar me toe en komt dan boven water, ik weet meteen wat het is. Een nieuwsgierig meisjesgezicht kijkt me aan. 'Hallo.' zegt het. Ik kijk naar de zeemeermin die voor mij in het water ligt. 'Ik ben Mia, een vriendin van jouw vriendin Lyra. Ze zal je wel hier hebben gebracht voor de parel?' Ik hoor Lyra hinniken. 'Oké, kom maar mee Amelia.' Ik kijk haar verbaast aan. Mia kan dus met Lyra communiceren en ze kent mijn naam. 'Kom op...' begint ze. En dan begint Mia te lachen. 'O ja, jij bent een elf. Kom eens.' zegt ze en ze zwemt naar de kant. Ik kruip naar voren en Mia legt haar vinger op mijn voorhoofd. 'Zo.' Ze trekt me het water in. 'Adem maar, dat lukt.' Ik doe wat ze zegt en ik kan inderdaad onder water adem halen. 'Waar gaan we nou heen Mia?' vraag ik. Ze kijkt me aan. 'Dat zal je zien.' antwoord ze mysterieus. Het kan me nu niet heel veel schelen, misschien ga ik wel dood woensdag. Je leeft maar één keer.

Ik zwem met Mia mee, de diepte in. We zwemmen door verschillende koralen heen. Opeens gaan we weer naar boven. We komen uit in een kleine ruimte. 'Hier is het. Dit is een soort grot, ik ben de bewaarder van de parel. De parel zal je één kracht geven. De kracht van het water, dit is een kracht die als bescherming werkt. Blijkbaar geeft Lyra heel veel om je, dat ze je deze kracht wilt geven. Ga maar kijken.' zegt Mia. Ik kijk haar dankbaar aan. 'Dankjewel Mia.' zeg ik tegen haar. Ik klim op de kant en schud mijn vleugels droog. Ik krabbel overeind en loop naar de standaard waar een blauwe parel op ligt. Mijn mijn hand reik ik voorzichtig naar de parel. 'Erin, je moet erin met je hand.' zegt Mia. Ik denk meteen aan de dag van het portaal, nog geen maand geleden. Ik raak de parel met mijn vinger aan, net zoiets als het portaal. Ik steek mijn hand erin en ik voel allemaal energie door mij heen stromen. Een warme gloed, die doet me goed. 

The hawkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu