Hoofdstuk 1 - De havik

141 7 0
                                    

De koele, snerpende wind blaast in mijn gezicht. Het is koud, en dat is logisch want het begin van de winter is aangebroken. De gevoelstemperatuur zou wel eens -35 kunnen zijn, naar mijn mening. Op het ritme van de muziek die uit de oortjes van mijn mp3 komt, trap ik de trappers van mijn fiets haastig rond. Ik trek met moeite de mouw van mijn dikke winterjas omhoog, en werp een snelle blik op mijn horloge. Vrijwel meteen neemt de kou mijn hand over en schuif ik de mouw terug. Het is tien voor twee en ik moest nog een flink stuk fietsen. Mijn oog valt op een zwart-bruine vlek in de lucht, de havik. Hij valt me ook al lastig. Al dik een week zit die vogel achter me aan, mysterieus? Ik weet het niet. Apart, dat wel. Ik haal mijn hand, die bedekt zit onder een dikke laag zwarte stof, door mijn haar dat nog onder mijn muts vandaan komt. Als ik een blik werp op de grijze lucht zou je toch verwachten dat het zou gaan sneeuwen. Een koude rilling trekt over mijn rug heen als een tweede windvlaag door mijn jas dringt. Ik kijk weer snel naar de lucht. De havik is weer weg. Ik haal opgelucht adem, misschien is het mijn fantasie die mijn gedachten weer overneemt. Ik fiets snel het bruggetje over, dat een bevroren sloot overbrugt. Nu was ik bijna thuis. Ik zet een hoge versnelling in en fiets in een rap tempo naar huis. Maar als ik bijna thuis ben zie ik hem weer, de havik. Hij zit op een van de draden van de hoogspanningsmasten en volgt me met zijn stekende blik. Is dit mijn fantasie, of is dit nou werkelijkheid. Veel tijd heb ik niet om erover na te denken als een toeterende auto mij weer tot de realiteit brengt en me meld dat ik in het dorp ben aangekomen.Met een vlugge beweging ontwijk ik de auto waar ik bijna tegenop was gereden. Wat ik niet kan ontwijken, is de boze blik van de bestuurder en een paar woorden die ik maar niet ga herhalen. Ik zucht en kijk snel weg. Die scene had me even van het feit van de havik afgehouden. Ik besluit niet op te kijken of hij er nog zit. Dat lukt me twee minuten, maar de nieuwsgierigheid neemt het toch van mij over. Hij zat er niet meer. Dit leek wel een herhaling van gisteren, eergisteren en die dag ervoor. Ik race door de straten, die op dit moment uitgestorven zijn. En dat is ook al zo logisch, het is koud en iedereen is nog op school of op zijn werk. Ik zie een goed ingepakte man met een kaalgeschoren hond lopen, arme hond. Ik sla nog een keer rechtsaf en kom in de straat terecht waar ook mijn huis staat. Ik rij de oprijlaan van ons huis op en loop naar binnen via de grote houten poort. Als ik de poort achter me sluit zie ik de havik weer. Ik zucht en rol met mijn ogen. Heeft dat beest niets anders te doen? Ik hou van dieren, maar ik wordt op het moment toch wel een beetje gek van die vogel. Vreemde vogel. Ik lach om mijn eigen domme grapje en zet mijn fiets in de schuur. Als ik uit de schuur loop is de havik alleen maar dichterbij gekomen. 'Ga toch weg.' mompel ik. Ik loop met mijn tas naar binnen en laat de tas bovenop de dure werkschoenen van mijn vader vallen. Die tas zou misschien wel acht kilo kunnen wegen. Sorry pap. Ik loop de woonkamer binnen waar mijn hond me meteen vrolijk begroet. Ik kan het niet laten om even naar buiten te kijken, waar ik de havik weer zie. Ik steek mijn tong naar hem uit en besef dan pas dat er een man langs loopt die mij ziet. Ik voel mezelf rood kleuren en trek de grote donkere gordijnen maar snel dicht. Mijn hond kijkt me met een scheef hoofdje aan. Ik zak neer op de bank waardoor mijn hond dichterbij komt. Ik kriebel hem en begin te praten. 'O Lizzy, die stomme havik valt me nu al heel lang lastig.' Ik zucht en sta weer op. Ik gluur door het gordijn en hoor dan opeens de achterdeur dichtslaan. Ik draai verschrikt om en zie mijn moeder binnen komen. 'Hoi lieverd.' zegt mijn moeder terwijl ze haar koffer neer zet. Ik loop naar haar toe en pak haar jas vast. 'Mama, kom eens mee, ik moet je iets laten zien.' Ik trek haar mee naar de gordijnen en trek hem een stukje open. Ik zie de havik weer zitten, perfect. 'Kijk, daar boven op het dak van Michel. Zie je die havik?' vraag ik opgewonden. Mijn moeder tuurt naar buiten, ze zoekt en dat zie ik. 'Lieverd, ik zie niets hoor. Ik zie geen havik.' zegt ze. Ik kijk weer naar buiten waar de havik inmiddels op de lantaarnpaal tegenover ons huis zit. 'Nee! Hij zit nu op die lantaarnpaal.' zeg ik en ik wijs naar de lantaarnpaal. Mijn moeder kijkt weer naar buiten, maar na tien seconden kijkt ze me weer aan. De havik zit er nog steeds maar mijn moeder kijkt me raar aan. 'Amy, er zit geen havik op die lantaarnpaal.' Ik schud mijn hoofd. Hij zat er wel, maar blijkbaar zag alleen ik hem. Of was dit een product van mijn verbeelding. Dit was niet zo goed, die havik was er... maar alleen ik zag hem. 

The hawkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu