De twee jongens, Xandor en Xyrax, kwamen de hoek om hollen met een vrouw op de hielen, waarschijnlijk de moeder van de twee. De vrouw was relatief jong met lang, golvend bruin haar waar grijze striemen doorheen zaten door het harde leven en werken. Liefkozend glimlachte ze naar haar twee jongens terwijl ze achter hen aan holde. Toen ze opkeek en het meisje zag werd haar gezicht serieus, mede doordat de jongens de waarheid hadden gesproken. Met haar grote, chocoladebruine ogen gaf ze aan dat het meisje veilig was, een moederlijke bescherming.
Terwijl de vrouw naderde bekeek het meisje haar sceptisch, maar de kalmte die de vrouw uitstraalde deed haar lippen opkrullen. Haar gezicht was puur, haar ogen leken bekend, op die van haar moeder. Voorzichtig veegde het meisje haar vieze lokken uit haar gezicht om de vrouw beter aan te kijken, recht in de ogen. Ziel naar ziel.
De vrouw was zorgvuldig naar het meisje toe gelopen en zakte nu door haar knieën op haar hurken, haar gewicht op de bal van haar voet. Haar handen waren in haar schoot gevouwen. Ze moest opkijken naar het kind, dat haar verbijsterd en vol verbazing aan keek. De vrouw rook naar honing en vers gebakken koekjes terwijl haar glimlach de combinatie verbeterde alsof de koekjes uit de oven kwamen en je de aroma kon ruiken. Ze stonden alsnog ongeveer een meter van elkaar verwijderd, maar het meisje deed nu enkele stappen in de vrouw haar richting, waardoor haar glimlach nog opener en fijner werd.
Kalm haalde het meisje het ei tevoorschijn van achter haar rug en liet het aan haar zien. Dit was wat haar hier heen had gebracht, als ze zo veel wisten zou ze dit vast ook wel begrijpen, dacht het kind. De vrouw haar glimlach verzwakte iets bij het zien van het leed in het kind haar ogen, maar ze besteedde niet veel aandacht aan het ei terwijl de mannen hun ogen er omheen gehaakt hadden.
Het meisje stak haar handje uit dat de vrouw beantwoordde door met haar ene hand die van het meisje vast te pakken, ze legde deze onder die van haar zodat het niet onveilig over zou komen. Even keek het meisje er naar voor ze weer op keek naar de vrouw, die met haar andere hand een vieze pluk haar uit het kind haar gezicht weg veegde.
Even bleven ze zo staan in totale stilte terwijl hun ogen elkaar probeerden te begrijpen en deze taak goed uitvoerden. Toen er niets meer te zeggen viel met alleen staren deed de vrouw haar mond open, die ze tot daarvoor in een serieuze streep had getrokken door de ellende die het kind in zich had schuilen. De stem van de vrouw was precies zoals het kind zich had voorgesteld: zijdezacht en honingzoet met een rauw randje. “Kind,” sprak ze. “kom mee de warmte in, toe, je zult het vast ijskoud hebben in deze omstandigheden.” Het arme meisje had niet eens doorgehad dat de adrenaline uit haar bloed verdwenen was en ze rilde van de kou die de winter af gaf. Alle angst was verdwenen bij de komst van de vrouw dus knikte ze voorzichtig naar haar en klemde haar hand om de hand van de vrouw heen. De aanraking voelde veilig en goed aan. De vrouw gaf er een klein kneepje in en richtte zich op, haar ogen nog altijd in die van het meisje.
“Mijn naam is Phoebe, Caelysi,” zei ze voor ze richting het huis liep met het meisje aan haar hand.
Zwijgend knikte het kind terwijl ze het ei onder haar arm veilig bij zich hield. De kwaadheid die het ei in haar opborrelde was weggeëbd door de komst van de vrouw.
Achter de twee vrouwen om hadden de mannen elkaar vragende blikken geworpen, maar de vader noch de jongens begrepen iets van de hele situatie en stilte die zich rond de vrouwen afspeelde. Toen ze richting het huis liepen ging de jongste van de jongens, Xyrax, bij zijn vader staan. Hij rekte zich uit, reikte bij zijn vaders oor die alsnog te hoog was waardoor Breyten naar voren boog.
“Vader,” fluisterde Xyrax in zijn oor. “waarom zegt ze niets?” Als de jongen eerlijk was had hij medelijden met het meisje, die ouder was dan hijzelf, maar jonger dan zijn grote broer die niks aan leek te kunnen. Ze had zoveel last op haar schouders, zo veel pijn in haar houding, de manier waarop ze om zich heen keek. Hij was angstig dat ze niks kon zeggen. Hij had ooit gehoord van straffen waarbij de stembanden van mensen er uit werden gehaald, of de tong af werd gesneden. Het gal kroop hem omhoog als hij er alleen al aan dacht.
Dat ze een misdadiger was, daar geloofde hij niks van, daar was ze het type niet voor. Het ei dat ze bij zich droeg begreep hij ook niet. Waar kwam het vandaan? Wat moest ze er mee? Waarom had ze het überhaupt mee?
Alle angst jegens het meisje was hij kwijt geraakt toen zijn moeder haar zo bekeek. Als zij iemand accepteerde was het oké en veilig, wist de jongen uit ervaring. Terwijl ze achter hen aan liepen bekeek de jongen het meisje met een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen. Kon hij haar maar helpen.
Breyten lachte hees en hartelijk om de bezorgdheid van zijn jongste: anders had hij niet verwacht. Hij ging met zijn kolenhanden door de korte, lichtbruine à donkerblonde haren van zijn zoon die daardoor recht overeind bleven staan. “Heb geduld, mijn jongen. Soms lijkt voor ons alles helder in onze ogen terwijl in werkelijkheid dit slechts schijn is,” hij bekeek de omgeving, waardoor Xyrax hetzelfde deed. “buiten zijn gevaren opener dan binnen. Misschien is dat de reden.” Met lichte kraaienpootjes rond zijn ogen keek hij de jongen aan, een glimlach onder zijn korte baardje.
Met grote ogen keek Xyrax op naar zijn vader en knikte hij ten slotte. Argwanend bekeek hij zijn nabijheid. “Dus er is gevaar op komst?”
Zijn vaders ogen verduisterden. “Een Caelysi moeten we helpen, hoe hoog deze prijs ook is.”
Kort hoofdstukje, maar och. Wat vond iemand er van?
Edit: Lang, lang, langer ;D Even Xyrax’ persoonlijkheid iets hoger stellen, hij is zo’n schatje (:
JE LEEST
Griffioensgif - Dutch.
FantasyEen uitverkorenen Caelysi met een ei van goud, Zal strijden in het land der warmte waar zeldzaam sneeuw huishoudt. Als de held op vertrouwelingen stuit, Dan zullen onwetenden weten, wanneer het ei hitte uit. Een vijfling jongeren zullen zwerven...