-31- Lange gangen.

160 8 5
                                    

Toen Xyrax geritsel naast zijn oor hoorde bij het krieken van de nacht, had hij er niet direct bij stil gestaan dat iemand misschien zijn aandacht wel zou willen krijgen. Met een zucht en een kreun draaide hij zich nog eens om op het geïmproviseerde bed dat bestond uit een wollen deken naast het kampvuur op de koude winterochtend.

 “Xyrax!” Gesis.

 Nog eens het roepen van zijn naam, maar hij keek pas op bij een tik tegen zijn achterhoofd.

 “Hé!” riep hij in een slaapdronken kwaadaardigheid. Zijn stem kraakte, maar was nog altijd hoog wegens zijn jongelijkheid.

 Twee grote, groene ogen staarden hem aan, vlak voor zijn neus. Lange, donkerbruine wimpers en smekende wenkbrauwen, hoewel in het vrolijke groen wel degelijk irritatie te bezichtigen was.

 Vermoeid rekte de jonge jongen zich uit en geeuwde uitgebreid. “Hoe laat is het?” vroeg hij Willow, want zij was het, natuurlijk.

 Willow draaide zich om richting het kasteel terwijl ze sprak. “Net na het dagenraad, laat dus al, en ik wil opschieten met iets waarvan jij vertelde mee te gaan.” Ze keek hem veelbetekenend aan.

 Het duurde even voor Xyrax in zijn gedachten gevonden had waar Willow op mikte. “O!” riep hij uit, zo hard dat de andere twee kinderen er haast wakker van werden. “Je bedoelt dat je de kat van schoot wilt duwen voor de aankomende paar maanden – jaar, wat dan ook?”

 Er verscheen een glimlach rond Willow haar lippen. “Ja, inderdaad, als je het op die manier formuleren wilt.” Ze hielp hem opstaan en streek met haar hand door zijn ongetemde haar in een poging het te fatsoeneren, maar Xyrax ontweek haar hand en grijnsde opgetogen terwijl hij haar uitdagend aankeek: kom dan.

 Grinnikend schudde Willow haar hoofd en legde haar arm om de schouders van het ventje toen zij bij hem aangekomen was. Dit vond hij fijn en hij legde zijn hoofd tegen haar lichaam aan, als een gemiste oudere zuster.

 Het was een geruime tijd stil voordat zij bij de kasteeldeuren aankwamen. Hij wilde de goedmoedige stilte niet verbreken, maar wilde het toch dolgraag vragen, hoewel hij eigenlijk al wist dat ze niet zou reageren als willen zou.

 Hij schraapte zijn keel. “Willow?”

 “Hm?” Ze keek hem met een kalme glimlach op haar lippen aan. “Wat is er?”

 Xyrax liet zijn ogen even over de grond zoeken voor hij haar weer aan keek. “Waarschijnlijk wil je het niet vertellen, of verzin je een excuus, maar wat is er gister gebeurd tussen jou en Quinn? En weet je waar hij ’s nachts naartoe gegaan is?” Het waren allebei de vragen opeen gestapeld; ze had het er maar mee te doen.

 De glimlach verdween van haar gezicht als sneeuw voor de zon en haar ogen richtten zich op iets in de verte terwijl ze zocht naar woorden om zich er omheen te praten. “We – eh – hadden een meningsverschil.” Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde een moedige glimlach te zien. “Als voor je tweede vraag, dat weet ik niet.”

 Xyrax knikte. “Oké.” Hij zou er niet verder over vragen als zij dat niet wenste. Ze had nog altijd haar arm om hem heen, dus zo kwaad kon ze niet zijn, concludeerde hij en wreef met zijn duim over de rug van haar hand die over zijn schouder bungelde. Een twinkeling in haar ogen vertelde dat ze het fijn vond Xyrax bij zich te hebben.

 “Het spijt me nog, trouwens,” zei Willow met een lichte bibbering in haar stem. “van gisteren. Ik had niet weg moeten lopen, dat was stom van me.”

 Xyrax knikte. “Dat was het zeker.” Hij keek haar bemoedigend aan. “Alleen denk ik wel dat we je het vergeven: als je overstuur bent doe je dingen die je liever had willen laten – of andersom.”

 Haar lippen op elkaar geperst dacht Willow over de wijze woorden van de jongen na. Weer zich er van bewust dat het een snugger knulletje was met beter zicht dan de meeste mensen, die slechts de buitenste laag van iemand zien. Het leek alsof hij recht in iemand zijn ziel kon zien, wetend wat hij of zij op de lasten had. Dit was echter niet wat Willow aan het denken zette. Hij was overstuur geweest, Quinn, dat was hij zeker. Zou hij dan dingen hebben gedaan die hij liever niet had willen doen? Of had hij haar misschien toch willen zeggen wat hij op zijn hart had? Ze betwijfelde het ten diepste.

 Aangekomen bij een grote, van donkerhout gemaakte deur bleef Willow staan. Ze boog zich over Xyrax heen.

 “Ben je er klaar voor?” vroeg ze hem.

 Hij maakte een honend geluidje. “Dame, het is niet de vraag of ik er klaar voor ben, maar hoe het met jouw geruststelling zit.” Hij trok een wenkbrauw op, en Willow kreeg een inhoudende grijns op haar gezicht. Bijdehand jong dat het toch was.

 Zonder angst trok Xyrax de deur open en bekeek een donkere trap richting de kelders. Hij moest toegeven dat er een sprongetje door zijn lichaam ging, angst. Hoewel hij het ook geweldig spannend vond ergens in te gaan waarvan hij het einde niet kon zien. Voorzichtig ging hij op de eerste trede staan en pakte een brandende fakkel die aan een ijzeren lus boven hem hing.

 Toen de twee een tijdje naar beneden door waren gelopen en alleen hun ademhaling konden horen met het constante gedrup van water aan de schimmelige muren draaide Xyrax zijn hoofd richting de prinses, wier gezicht er onheilspellend, haast kwaadaardig, uitzag in het rode licht dat de vlammen afgaven. “Waarom zitten magiërs en tovenaars en dat soort bovennatuurlijke mensen altijd in kelders? Alsof ze iets te verbergen hebben…” voegde hij er sinister aan toe.

 De glimlach kwam terug op Willow haar gezicht. Ze boog zich richting Xyrax en de fakkel. “Misschien hebben ze ook wel wat te verbergen.” Ze liet haar ogen ongemerkt spookachtig twinkelen.

 Een kleine hoeveelheid angst kroop vanuit zijn maag in zijn mond. Moedig slikte hij het door.

 Na wat nog een oneindig leek werd een vlammend lichtje zichtbaar aan het begin van een gang. Toen ze beide op de egale grond stonden keken ze in elkaars ogen. Xyrax nam de fakkel over in zijn linker hand en nam met zijn rechter dat van Willow vast. Hij gaf er een klein kneepje in en glimlachte dapper.

 “Ben je er klaar voor?” vroeg hij, wetend dat ze niet wist wat ze moest verwachten.

 Willow was blij dat deze jongen bij haar was en niet Quinn, niet Xandor en zelfs met Nyati zou het anders zijn geweest. Xyrax accepteerde hoe het was en wilde haar niet onder druk zetten, liet het uit haar komen, hoewel hij er voor haar was en bij haar stond. Ze knikte. “Maar laat mijn hand niet los,” fluisterde ze.

 Als antwoord drukte hij haar hand wat meer in en knipoogde. “Je kunt het.” Hij zette de eerste stappen en trok haar met zich mee, niet dwingend, alleen vragend.

 Terwijl het licht aan het einde van de gang naderde, zonk de moed zich in Willow haar schoenen. Ze wist niet wat haar te wachten stond en wat de reactie zou zijn van de oude man, haar vader en de rest van de mensheid. In haar achterhoofd zeurde een stemmetje dat zich afvroeg of ze niet Quinn om raad moest vragen, maar ze drong het weg: hij had niets te maken met haar vrouwelijke ontwikkelingen en haar toekomst in het moederschap. Had hij?

Even een klein stukje, daarna komt het hele ‘vrolijke’ gebeuren (: Hopelijk vinden jullie het wel wat ^^ En Willow en Quinn, natuurlijk (:

Griffioensgif - Dutch.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu