25. De achtervolging II

28 3 0
                                    

Het doek verbergt een geheime deur.

Alistair doet hem open en gebaart dat ik er snel door moet gaan. Opeens sta ik in een verlaten steegje zonder lantaarnpalen. Ik draai me om en zie dat Alistair het doek neemt en de deur er weer mee bedekt als hij erdoor gaat. Nu ik besef dat we veilig zijn, laat ik me langs de muur naar beneden zakken. Ik trek mijn knieën op en leg mijn hoofd erop. Mijn hart raast als een bezetene in mijn borstkas en parels zweet druppen van voorhoofd. Ik neem diep adem en blaas dan bijna alle lucht uit mijn longen.

"Het spijt me dat je dat moest meemaken," zegt Alistair opeens. Ik hef mijn hoofd op en kijk hem aan. Zijn blik staat verdrietig en hij haalt steeds zijn handen door zijn haar.

"Het is al goed, hoor. Ik overleef dit heus wel, " zeg ik schouderophalend.

"Ja, maar toch."

"Hoe wist je eigenlijk dat die deur bestond?" vraag ik nieuwsgierig.

"Toen we aan het dansen waren, zag ik een koppel stiekem door de deur gaan, die hadden duidelijk geen pottekijkers nodig voor hun romance." zegt hij met een flair en een frans accent. Ik grinnik en zet me recht.

"Dankjewel voor de uitleg, Alistair." Ik wil hem een knuffel geven, wanneer we opeens voetstappen en een luide stem horen.

"Battus, daar zijn ze! Ik loop er achter aan!"

Met grote ogen kijk ik naar de kant van het geluid. En inderdaad, daar staat die gast van daarnet. Hij heeft iets rond zijn arm gebonden waar de schotwond is en komt nu in volle snelheid op ons af.

"Rennen! Nu!" roept Alistair, hoewel we nog geen meter van elkaar staan. Voor een tweede keer vandaag rennen we voor ons leven. Letterlijk. Mijn hartslag is weer op topsnelheid en mijn lichaam bonkt van de adrenaline. Ik ren zo snel als ik kan weg van die gast. We passeren een paar huizen en in de verte horen we muziek. Als we bijna aan het einde van het steegje zijn, zie ik in het vage licht van de lantaarnpaal twee mensen klef leunend tegen de muur. Waarschijnlijk het koppel waarover Alistair het had. Hoe dichter we hen naderen, hoe beter ik de contouren kan zien. Het meisje heeft haar knie hoog opgetrokken tot aan de jongen zijn heup. Hij heeft met zijn hand haar knie vast. Zijn andere hand zit in haar haren terwijl ze hevig bezig zijn hun speeksel te wisselen. Hij veegt de blonde lokken van het meisje die in zjn gezicht zijn gevallen, terug naar achter en maakt daarmee zijn gezicht bekend.

Op dat moment blokkeert alles in me. Mijn adem stokt in mijn keel en tranen wellen op in mijn ooghoeken. Mijn zicht vertroebelt, maar ik kan hen nog altijd spijtig genoeg zien.

Die blondine en een gast met bruin haar en blauwe ogen. Ogen die altijd zo lief naar mij keken.

Jaco's ogen.

Jaco staat daar te zoenen met een blondine.

We hebben misschien wel ruzie, maar dat geeft hem toch niet het recht om opeens een ander te kussen?

Een bonk tegen mijn rug haalt me uit mijn gedachten.

"Godverdomme, Starlight!" Hoor ik Alistair zeggen. Zonder dat ik het doorhad ben ik gestopt met lopen en midden op straat blijven staan. Alistair is dus recht tegen me aangevlamd.

"Loop door, vlug!" Hij moet het geen twee keer zeggen. Ik schiet weer in gang. Het verdriet om Jaco maakt nu plaats voor woede. Ik ren zo snel als ik kan weg van Jaco en zijn blondine. Ik voel geen steken meer van pijn of de wind die in mijn oren suizen. Alleen nog maar kokende woede die niet gekalmeerd kan worden.

We naderen het einde van het steegje en opeens krijg ik een idee in mijn hoofd. Het is gevaarlijk en roekeloos, zeker op dit moment. Maar het kan me geen barst schelen. Ik loop net het hoekje om en wacht tot Alistair me heeft ingehaald.

"Alistair, wacht even," zeg ik als hij er is. Hij kijkt verward om, maar blijft toch staan.

Ik ga terug het steegje in en loop naar het midden. Het eerste bendelid is op twee meter afstand en de tweede is nog maar in de helft. Zo luid als ik maar kan, roep ik: "Stop!" Ze zijn even van hun stuk gebracht en blijven staan. Ik breng mijn handen naar mijn achterhoofd en frunnik aan het lintje van mijn masker. Nu kan ik alleen maar vertrouwen op Alistairs woorden. Hopelijk gaan ze voor mij dezelfde bewondering hebben als ze voor mijn oma hadden, anders ben ik goed de pineut. Ik hoor Alistair roepen, maar het kan me niks schelen. Vanavond kan niets me nog iets schelen. Vanavond stortte de wereld voor me in toen ik mijn Jaco met een ander zag kussen. Niets doet er voor mij nog toe.

De knoop komt los en ik trek het masker van mijn gezicht. Ik schud mijn haren los, zodat ze rond mijn schouders komen. Dan kijk ik de bendeleden een voor een recht in de ogen.

Ze zijn stomverbaasd en aan de grond genageld. Ze zetten geen stap meer vooruit en staren met grote ogen naar mij. Een zelfvoldane glimlach komt op mijn gezicht. Alistair had dus toch gelijk. Ze hebben bewondering voor me. Poeh, wat een leuk gevoel. Toch iemand die bewondering voor mij heeft.

En dat had ik niet moeten denken, meteen valt een stortbui van verdriet over me heen. Tranen wellen op in mijn ooghoeken. Mijn zicht vertroebelt wéér een keertje vandaag, maar gelukkig moet ik me er niets van aantrekken. Alistair grijpt me bij mijn middel en gooit me over zijn schouder.

———————————————————————-

Een iets langer hoofdstukje :) vergeet niet te stemmen maar vooral 

Thank you 4 reading x

De koninklijke  WedstrijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu