Hoofdstuk 1

277 12 132
                                    

In een groene omgeving die omringd wordt door een groot bos, klinkt er een vrolijk getjilp door de vogels. Gekraak van takken klinkt op de plek waar een jong uitziend meisje met blauwe haren stilletjes door het bos wandelt, alsof ze zich één voelt met de natuur. In plaats van dat ze de koelte van het bos voelt, voelt ze eerder een enorme warmte. Warmte die de vogels en anderen laat opschrikken en doet wegvluchten.

Geknetter van vuur vult de oren van het nietsvermoedende meisje, die zich afvraagt waarom het nu heel erg anders dan normaal in het bos is. Ze draait zich om en ziet dat de route die ze net gelopen heeft, in brand staat. Haar ogen worden groot van angst en ze beseft dat ze daar net gelopen heeft, terwijl er op dat moment nog helemaal geen brand was. En waar het vuur haar volgde, blijft het net zoals haar op dezelfde plek.

Ze houdt haar hoofd niet begrijpend schuin, maar beseft wel dat ze in groot gevaar is als ze nu niet maakt dat ze het bos uit komt. Een geluk voor haar is dat ze er zo vaak komt en het bos daardoor op haar duimpje kent. Ze rent ervandoor, maar het vuur komt net zo snel als zij rent achter haar aan. Dieren die in de buurt zijn maken dat ze wegkomen om niet levend verbrand te raken.

Vuur voelt ook voor haar warm aan, al heeft zij het altijd warm. Het leek haar niets te doen en het meisje beseft dat het vuur voor haar redelijk verdraagbaar is tot haar eigen grote verbazing. Wanneer ze aan de bosrand is, is het vuur net zo snel weg als het gekomen is. Ze bekijkt de bomen en de grond nog eens goed en ziet dat het geen schade heeft aangericht.

Ze denkt dat het vuur nep is, maar hoe kan het dat het toch zo angstaanjagend was, dat dieren ervoor wegvluchtten en zo snel kwam en ook zo snel weg is gegaan? Ondanks dat het vuur weg lijkt te zijn, wil ze absoluut niet meer het bos in en dan hetzelfde mee te maken. Of ze het haar ouders moet vertellen betwijfelt ze. Die gaat het mogelijk aan de Koning bekent maken die tevens de stadheerser is, waarna zij vanwege hekserij ter dood veroordeeld wordt. Juist daar heeft ze totaal geen zin in.

Ze weet dat er een legende bestaat die aangeeft dat er vier tieners zijn die een gaven hebben, maar ook mythische dieren kunnen besturen. Die vier tieners zouden een oorlog moeten voorkomen en één van hen heeft de vuurgaven en het mythische dier is de draak. De vier tieners zouden een oorlog moeten voorkomen tussen de steden en dorpen en komen uit vier verschillende steden en/of dorpen. Het lijkt haar cool om daar deel van uit te maken, maar het zou betekenen dat ze rode haren zou moeten hebben, maar ze heeft eerder blauwe haren. Daarnaast is het maar een legende, een mythe en zoiets bestaat niet. En toch, waar komt dat vuur dan vandaan en hoe kan het dat het vuur net zo snel weer is verdwenen? Heeft ze het gewoon allemaal verbeeld?

Nadenkend en beseffend dat dit inmiddels al iets vaker is gebeurd, komt ze tot de conclusie dat het iets met haar te maken moet hebben. Haar ogen worden groot en ze heeft geen idee hoe ze dit verder kan onderzoeken.

Thuisgekomen is ze stil en zegt niets tegen haar ouders. Echter zijn die er als de kippen bij en lopen naar haar toe.

"Waar heb jij gezeten al die tijd? Je had allang thuis moeten zijn!" roept haar moeder naar het meisje.

"Sorry, ik was in het bos een wandelingetje aan het maken zoals ik altijd doe. Ik was alleen de tijd uit het oog verloren."

"Halleluja, het bos stond in brand! We waren bang dat je in de vlammen omkwam!"

"Ik ben toch hier? Had ik dan helemaal niet het bos uit moeten rennen en niet naar huis hoeven te komen? Het bos mag ik komen wanneer ik wil en tot zover ik heb kunnen zien is er niets beschadigd geraakt."

"Liva, jij gaat nergens heen. Vuur beschadigt altijd alles waar het mee in aanraking komt! Jij blijft vanaf nu binnen en als je naar buiten gaat, blijf je voor de deur!"

Het Mysterie Der LegendeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu