Hoofdstuk 8

9 2 0
                                    

Oumaima

De deur van mijn ouderlijk huis valt met een dreun dicht achter me, en de stilte van de lege gang is bijna oorverdovend. Mijn handen trillen nog steeds na het venijnige gevecht met Soufiane. Zijn harde woorden en de kilte in zijn ogen hebben een diepe wond achtergelaten. Maar ik moet me sterk houden. Dit huwelijk, deze nachtmerrie, is de enige manier om de controle van mijn ouders te ontvluchten.

Ik sluip naar binnen, hopend dat iedereen al slaapt. Het is al middernacht. Mijn ouders hebben altijd strikte regels gehad, en ik weet dat ik te laat ben. Maar ik hoop tegen beter weten in dat ze het deze keer door de vingers zien. Net als ik de eerste tree van de trap wil nemen, hoor ik een stem. "Waar ben je geweest?" De stem van mijn vader is dreigend, en hij staat in de deuropening van de woonkamer. Zijn ogen glinsteren met een woede die ik maar al te goed ken.

"Ik was... ik was bij Soufiane," stamelde ik. "We moesten nog een paar dingen bespreken voor de bruiloft." Mijn moeder verschijnt naast hem, haar gezicht een masker van teleurstelling en boosheid. "Je kent de regels, Oumaima. Je had allang al thuis moeten zijn!" Schreeuwt ze.

"Ik weet het, maar dit was belangrijk. We moeten alles regelen voordat het te laat is." Mijn stem klinkt zwak, zelfs voor mezelf.

Mijn vader doet een stap naar voren. "Belangrijk? Niets is belangrijker dan respect tonen voor je familie. Oh nee, onze familie zijn we al verloren door jou roekeloze gedrag. Je laat ons hier wachten op jou. Geloof mij, ik maakte me echt geen zorgen om jou, het kan me toch niet schelen, je bent mijn dochter niet. Je hebt niet eens het fatsoen om te laten weten waar je bent" Voor ik kan reageren, grijpt hij mijn arm hard vast. "Dit is onacceptabel, Oumaima," gromt hij terwijl hij me richting de woonkamer duwt. "Je hebt geen idee hoeveel schande je over ons brengt door zo laat thuis te komen."

Ik probeer me los te trekken, maar zijn grip is te sterk. "Het spijt me," zeg ik zacht, terwijl ik de pijn in mijn arm probeer te negeren. "Ik kon er niks aan doen." "Waar kan jij wel wat aan doen?!," sist mijn moeder. "Je bent altijd een teleurstelling geweest. En nu dit weer. Denk je dat we dom zijn?! We weten dat je iedere keer maar weer die 'geheime' minaar van jou een pleziertje doet. Mijn hart slaat een slag over. "Wat bedoel je?" vraag ik geschrokken.

"Ilias had gelijk," zegt mijn vader koud. "Hij vertelde ons alles. Hoe je vreemdging, hoe je hem voor schut zette. En nu, in plaats van te veranderen, val je terug in dezelfde oude patronen." De woorden snijden door me heen als messen. "Dat is niet waar," zeg ik, mijn stem trillend van emotie. "Hij mishandelde me. Hij loog om zichzelf te beschermen." Mijn moeder lacht bitter. "Altijd hetzelfde excuus. Weet je nog hoe we je probeerden te helpen? En wat deed je? Je bracht ons alleen maar schaamte. We hebben Ilias geloofd omdat hij teminste logisch klonk. Jij, met je verhalen en je krokodillentranen..."

Mijn vader geeft me een harde duw en ik val tegen de bank aan. De impact stuurt een scherpe pijn door mijn zij, maar ik weet dat ik niet moet huilen. Dat maakt het alleen maar erger. "Je hebt geen respect voor deze familie," roept hij. "Je denkt dat je alles kunt maken, maar zo werkt het niet. Niet zolang je onder dit dak woont." Mijn moeder voegt er met ijzige kilte aan toe: "Misschien is het tijd dat je vertrekt. Je hebt ons al genoeg ten schande gebracht. Als je niet kunt leven volgens onze regels, dan hoef je hier niet meer te blijven."

Ik staar naar hen, de realiteit van hun woorden dringt langzaam tot me door. Ze zetten me echt uit huis. Alles wat ik dacht te kennen, alle veiligheid, alles wat me nog bond aan een gevoel van thuis, valt in duigen. "Waar moet ik heen?" vraag ik met een stem die trilt van angst en ongeloof. "Ga naar die man van je," bijt mijn vader me toe. "Hij is nu je verantwoordelijkheid. Wij zijn klaar met je."

Ik weet dat er geen discussie mogelijk is. Zonder nog iets te zeggen, draai ik me om en loop naar mijn kamer. Elke stap voelt als een loodzware opgave. Eenmaal binnen gooi ik een paar essentiële spullen in een tas. Mijn gedachten zijn een warboel van angst, pijn en eenzaamheid. Wat moet ik nu doen? Waar moet ik heen?

Maar voordat ik de kamer kan verlaten, voel ik een harde slag tegen mijn gezicht. Mijn vader staat boven me, zijn ogen gevuld met woede. "Je denkt dat je ons zo makkelijk kunt verlaten? Je hebt geen idee wat echte pijn is." Hij slaat me nog een keer, en ik voel mijn lip scheuren. Bloed stroomt over mijn kin.

Mijn moeder komt dichterbij en trekt aan mijn haar, haar nagels krassen over mijn huid. "Je hebt ons al genoeg problemen bezorgd. We zijn klaar met jou," zegt ze, haar stem doordrenkt met haat. Ik krimp ineen, mijn lichaam in een pijnlijke spiraal. Ze blijven schreeuwen, hun woorden raken me dieper dan de slagen ooit kunnen. Wanneer ze eindelijk stoppen, voel ik me leeg en gebroken.

"Ga weg," snauwt mijn vader, en hij geeft me nog een laatste harde duw waardoor ik tegen de deurpost val. De pijn door mijn lichaam is ondraaglijk, en ik kan nauwelijks ademhalen. "Je hebt geen plek meer hier."

Met een laatste blik op de kamer waar ik ben opgegroeid, stap ik naar buiten. De koude nacht omhelst me en ik loop weg van het huis dat ooit mijn thuis was. Ik loop weg van de mensen die mijn familie zouden moeten zijn, maar die me alleen maar pijn hebben gedaan. Daar ga ik dan, onderweg naar de persoon die ik het meest veracht...

Onder de facadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu