Hoofdstuk 14

9 2 0
                                    

Soufiane

Wanneer ik Oumaima's hand zachtjes loslaat en de paskamer verlaat, voel ik een knoop in mijn maag. Ik blijf even staan en haal diep adem voordat ik mijn schouders recht. Als ik nog langer naar Oumaima zou kijken, zou ik dingen doen waar wij beiden veel spijt van zouden hebben.

Ik vertrouw erop dat mijn moeder en Layla ervoor zorgen dat ze iets redelijks vindt. Het gaat me niet om de jurk, het gaat erom dat wij zo snel mogelijk trouwen. Ik heb mijn eigen redenen, en Oumaima de hare, maar ik wil wel dat ze veilig is. Ik wil dingen die ik niet moet willen, maar ze kan niet meer thuiskomen zoals ze dat van de week deed. Ze heeft dit nodig, en ik kan haar niet helpen door daar binnen te blijven. Dus wacht ik buiten, mijn gedachten nog steeds bij haar paniekaanval.

Ik kijk door het raam en zie mijn moeder en Layla met Oumaima de perfecte jurk zoeken. Hun zorg en medeleven is duidelijk, zelfs vanaf hier. Het geeft me een vreemd soort rust om te weten dat ze niet alleen is, dat ze mensen om zich heen heeft die echt om haar geven. Terwijl ik wacht, laat ik mijn gedachten afdwalen naar alles wat er gebeurd is.

Dit huwelijk voelt als een constante strijd. Het is niet alleen de situatie waarin we gedwongen zijn, maar ook de voortdurende haat-liefdeverhouding tussen Oumaima en mij. Elke keer als ik naar haar kijk, zie ik zowel de pijn als de kracht in haar ogen. Het frustreert me hoe we constant botsen, hoe onze woorden altijd scherp en venijnig zijn. Maar tegelijkertijd is er iets in haar dat me aantrekt, iets wat ik niet kan negeren.

Onze interacties zijn altijd geladen, een mix van onderdrukte emoties en onvervulde verlangens. Soms haat ik haar, haat ik de manier waarop ze in mijn leven is gekomen en alles heeft veranderd. Maar er zijn ook momenten dat ik haar begrijp, dat ik haar pijn voel en een intense drang heb om haar te beschermen. Het is verwarrend en uitputtend, deze constante heen en weer geslingerd worden tussen gevoelens van woede en mededogen.

Ik vraag me af hoe het zover heeft kunnen komen. Hoe zijn we in deze situatie beland, waar we gedwongen worden om samen een façade op te houden voor de buitenwereld terwijl we innerlijk verscheurd zijn? Het huwelijk dat van ons verwacht wordt, voelt als een gevangenis, een onontkoombare realiteit waarin we gevangen zitten door de verwachtingen van anderen.

De deur van de paskamer gaat open en ik zie mijn moeder en Layla naar buiten komen met Oumaima. Hun gezichten zijn geruststellend, maar ik zie nog steeds de sporen van haar paniekaanval in haar ogen. Ze ziet er uitgeput uit, maar er is ook een kleine glimp van opluchting.

Terwijl ze op me afkomen, glimlach ik zwakjes naar haar en vraag oprecht geïnteresseerd: "Hebben jullie de perfecte jurk gevonden?" Ze knikt en geeft een kleine glimlach terug. "Ja, we hebben 'm gevonden." Een gevoel van opluchting spoelt over me heen. "Mooi" zeg ik, mijn stem zachter dan normaal.

We rijden in stilte terug naar huis, de spanning minder voelbaar dan voorheen. Misschien is dit een kleine stap in de goede richting. Misschien kunnen we, ondanks alles, een manier vinden om met elkaar om te gaan zonder constant op elkaars tenen te trappen.

Thuis aangekomen, help ik de deur open te houden terwijl Layla en mijn moeder Oumaima begeleiden. Layla praat enthousiast over hoe we de jurk veilig kunnen opbergen, en Oumaima lijkt enigszins ontspannen. Het voelt goed om haar zo te zien, al is het maar voor even. Tijdens het eten voel ik de spanning in de lucht toenemen. Me moeder legt haar vork neer en kijkt me recht aan. "Weldi, ik ben niet dom. Ik wil weten wat er die dag echt is gebeurd, toen Oumaima hier aankwam met al die wonden."

Ik werp een blik op Oumaima, zoekend naar haar goedkeuring. Ze geeft me een blik die zegt dat ik het mag vertellen, maar voegt eraan toe: "Vertel het maar, maar niet waar ik bij ben." Ze staat op en verlaat de kamer.


Onder de facadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu