Hoofdstuk 10

11 2 0
                                    

Oumaima

De volgende ochtend voelt alles anders. De verwondingen op mijn lichaam kloppen nog steeds pijnlijk. Ik stap uit bed en kleed me voorzichtig aan, iedere beweging een herinnering aan de klappen van de vorige avond. Wanneer ik de keuken binnenkom, zit Soufiane al aan tafel, zijn blik koel en onverschillig.

"Sbah el kheir" zeg ik zacht. Hij werpt me een kille blik toe. "Sbah el kheir" antwoordt hij zonder enige warmte. "Ik heb koffie gezet. Neem wat als je wilt." Ik knik, niet in staat om iets te zeggen. De kou in zijn stem snijdt dieper dan de pijn van mijn verwondingen. Ik had verwacht – gehoopt, zelfs – dat de hulp die hij gisteravond bood, een teken was van een naderende verandering in onze relatie. Maar hij is net zo afstandelijk als altijd, misschien zelfs meer.

Terwijl ik een kopje koffie inschenk, hoor ik de voordeur opengaan. Zijn moeder en zus, Layla, stappen binnen, hun gezichten stralend. "Soufiane, weldi! " roept zijn moeder, haar stem vol vreugde. "We kwamen langs om te zien hoe het met je gaat."

Layla volgt haar moeder en zodra ze me ziet, verstrakt haar glimlach. "Huh Oumaima, wat doe jij hier? Wat is er met jou gebeurd?" vraagt ze geschrokken. Ik werp snel een blik op Soufiane, een stille smeekbede om niets te zeggen. Hij vangt mijn blik en ik zie een flits van begrip, misschien zelfs medelijden, voordat hij zich naar zijn moeder en zus draait.

"Ze is gevallen," zegt hij kortaf. "Het was een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar aangezien haar ouders onverwachts naar het buitenland moeten, verblijft ze tijdelijk hier." Zijn moeder fronst haar wenkbrauwen. "Echt waar? Het ziet er ernstig uit.Gaat het wel Oumaima" Ik knik snel. "Ja, het was gewoon een stomme val," lieg ik, hopend dat ze het onderwerp zullen laten rusten.

Layla lijkt niet overtuigd, maar ze zegt niets meer. In plaats daarvan wendt hun moeder zich tot Soufiane. "Ik maak me zorgen om de roddels die dit kan veroorzaken als jullie al samenwonen voor de bruiloft. Misschien zou het beter zijn als Oumaima voorlopig bij ons komt wonen. Zo kunnen we verdere speculaties voorkomen."

Mijn hart slaat een slag over. Bij hen wonen? Soufiane kijkt me aan, zijn blik onleesbaar. "Misschien is dat wel beter" vraagt hij, zijn stem nog steeds koud. Ik slik moeizaam. "Als jullie denken dat het beter is, dan zal ik dat doen," zeg ik, mijn stem slechts een fluistering. Zijn moeder knikt tevreden. "Goed. Dan is dat geregeld. We zullen je helpen met je spullen verhuizen."

Layla kijkt me aan, haar blik bezorgd. "We zorgen goed voor je, Oumaima. Maak je geen zorgen." De vriendelijkheid in hun stemmen is te veel voor me. Tranen wellen op in mijn ogen en ik probeer ze weg te knipperen. "Shokran" fluister ik, mijn stem brekend van emotie.

Zijn moeder omhelst mij strak en haar lieve woorden zorgen ervoor dat de tranen over mijn wangen lopen. "Het is goed, liefje. We zijn familie nu. We zorgen voor elkaar." Ik knik, niet in staat om iets terug te zeggen. De rest van de ochtend verloopt in een waas. Terwijl we mijn spullen inpakken, voel ik een mengeling van opluchting en angst. Opluchting omdat ik weg zal zijn van mijn ouders, maar angst omdat ik niet weet wat er gaat komen.

Wanneer alles ingepakt is en we klaar zijn om te vertrekken, kijk ik nog een laatste keer naar Soufiane. Hij staat in de deuropening, zijn gezicht nog steeds een masker van onverschilligheid. "Bedankt voor alles," zeg ik zacht, hopend op een sprankje medeleven. Hij knikt kort. "Thalla frassek, we houden contact" zegt hij, en dat is alles.

Ik draai me om en volg zijn moeder en Layla naar buiten, mijn hart zwaar van verwarring en verdriet. Terwijl we naar hun huis rijden, kan ik alleen maar hopen dat dit alles uiteindelijk ergens goed voor zal zijn. Maar diep van binnen weet ik dat niets ooit eenvoudig zal zijn in dit huwelijk van convenience en constante vijandigheid.

Wanneer we bij het huis van gelti aankomen, wordt het me allemaal even te veel. De statige woning straalt een warmte en geborgenheid uit die zo in contrast staat met de kille afstandelijkheid die ik gewend ben. Ze leiden me naar een gezellige kamer met grote ramen en een prachtig uitzicht op de tuin. "Dit wordt je kamer," zegt Soufianes moeder met een zachte glimlach. "Voel je thuis, liefje." "Ja, voel je thuis," echoot Layla. "We zijn hier voor je."

De warmte in hun stemmen doet me bijna breken. Ik zet mijn koffers neer en probeer een dankbare glimlach op mijn gezicht te toveren. "Dank u wel," zeg ik opnieuw, mijn stem trillend van emotie.

Even later komt Layla binnen met een kopje thee en gaat naast me zitten op het bed. "Als je iets nodig hebt, wat dan ook, laat het ons weten." Ik knik, dankbaar voor hun steun maar nog steeds op mijn hoede. "Layla?" "Ja" "Je had toch nog een broer?"vraag ik. "Klopt, maar die is nu op zakenreis. Het duurt nog wel even voordat hij thuis komt"

Terwijl Layla vertrekt om me wat rust te gunnen, blijf ik zitten in de kamer, overweldigd door alles wat er is gebeurd. De stilte van de kamer biedt geen troost, maar eerder een pijnlijke herinnering aan de leegte en eenzaamheid die ik voel.

Later die avond, tijdens het diner, voel ik me iets beter. De sfeer aan tafel is ontspannen, en Layla en haar moeder doen hun best om me op mijn gemak te stellen. "Hoe gaat het met je, Oumaima?" vraagt gelti voorzichtig. "Het gaat," antwoord ik, niet wetend wat ik anders moet zeggen. "Je moet echt goed voor jezelf zorgen, heb je het laten checken door een arts?" dringt ze aan. "Het gaat beter gelti echt waar, het is niet nodig om het te laten checken" "Je gezondheid is het belangrijkste, he oumaima." Ik knik, de tranen weer opkomend. "Dank u, echt waar." "Oumaima hou op met u zeggen, we zijn immers familie"

Na het eten helpen ze me met het uitpakken van mijn spullen. De eenvoud van hun zorg en aandacht raakt me diep. Ik kan het niet helpen, maar ik voel me voor het eerst sinds lange tijd een beetje veilig. Misschien, denk ik, is dit een nieuwe kans. Een kans om te genezen, ondanks alles wat er is gebeurd.

Wanneer ik uiteindelijk alleen ben in mijn nieuwe kamer, zak ik op het bed neer, uitgeput maar dankbaar. Ik weet dat de weg naar herstel lang zal zijn, maar met de steun van Soufianes moeder en Layla voel ik een sprankje hoop. Misschien is dit het begin van iets beters, hoe klein dat sprankje ook mag zijn. Terwijl ik in bed lig en de gebeurtenissen van de dag door mijn hoofd laat gaan, dwalen mijn gedachten af naar Soufiane. Zijn kille houding blijft een raadsel, maar misschien, heel misschien, is er nog een kans om hem te begrijpen. Voor nu is het genoeg om te weten dat ik niet alleen ben. En dat, hoe moeilijk ook, geeft me de kracht om door te gaan.

Onder de facadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu