Hoofdstuk 9

8 2 0
                                    

Soufiane

Ik hoor de bel gaan. Verward kijk ik op de klok. Het is half 2 's nachts, wie komt er nou rond dit tijdstip? Ik open de deur. Ik staar naar de vrouw die voor me staat. Oumaima, mijn zogenaamde verloofde, ziet er gehavend uit. Haar gezicht is opgezwollen, haar lip gescheurd en er zijn bloedsporen op haar kin en kleding. Mijn irritatie over haar late komst verdwijnt direct en maakt plaats voor een diepe, onverwachte bezorgdheid.

"Wat is er gebeurd?" vraag ik, mijn stem schor en haast niet herkenbaar. Ze kijkt me niet aan, haar ogen gericht op de grond. "Niets," mompelt ze, maar de pijn in haar stem verraadt haar leugen.

Ik zucht diep en neem haar voorzichtig bij haar arm, leid haar naar de woonkamer. Ze strompelt bijna, duidelijk door de pijn, en ik voel mijn woede opborrelen, niet naar haar, maar naar degene die dit haar heeft aangedaan.

"Ga zitten," zeg ik kortaf en loop snel naar de badkamer om de EHBO-doos te halen. Terug in de woonkamer ga ik naast haar zitten en open de doos. Terwijl ik watten en ontsmettingsmiddel pak, werp ik een blik op haar gezicht. De verwondingen zijn ernstig, en ik voel een steek van medelijden. "Dit gaat even pijn doen," zeg ik, mijn stem nu zachter. Ik begin voorzichtig de wonden te reinigen. Ze trekt even met haar gezicht, maar zegt niets. De stilte is ondraaglijk. Ik wil weten wat er gebeurd is. Ik moet het weten.

"Wie heeft dit gedaan?" vraag ik, mijn stem nu harder. Ze zwijgt, haar ogen blijven op de grond gericht. De woede borrelt weer op. "Oumaima, wie heeft dit gedaan?" herhaal ik, deze keer dwingender. Ze schudt alleen maar haar hoofd, met haar lippen stijf op elkaar geperst. Ik zet de watten neer en grijp haar hand. "Je moet het me vertellen. Ik kan je niet helpen als je niets zegt. Ze kijkt eindelijk op, haar ogen gevuld met tranen en een soort wanhopige vastberadenheid.

"Het doet er niet toe," fluistert ze. "Het doet er wel toe," zeg ik scherp. "Ik moet weten wie je dit heeft aangedaan." Ze trekt haar hand terug en kijkt weer weg. Het is duidelijk dat ze worstelt met zichzelf. Ik wil haar ruimte geven, maar tegelijkertijd moet ik dit weten. "Als je me niet vertelt wie dit heeft gedaan, kan ik je niet beschermen," zeg ik, mijn stem iets zachter, maar nog steeds dringend. Ze ademt diep in en uit, haar schouders trillen licht. Eindelijk, na een lange, pijnlijke stilte, spreekt ze. "Mijn ouders," fluistert ze.

De woorden hangen zwaar in de lucht. Mijn hart slaat een slag over. Haar ouders? De mensen die haar zouden moeten beschermen, hebben haar dit aangedaan? "Waarom?" vraag ik, nog steeds moeite hebbend om het te bevatten. Ze zucht diep. "Er heeft ooit een incident plaatsgevonden en me ouders nemen het me nog steeds kwalijk"

Ik voel een intense woede opwellen. Hoe kunnen ouders zo wreed zijn? Ik kan mijn emoties nauwelijks onder controle houden, maar ik dwing mezelf om kalm te blijven. "En nu hebben ze je eruit gezet?" vraag ik, mijn stem nu zachter, bijna fluisterend. Ze knikt langzaam. "Ja. Ze zeiden dat ik hen alleen maar schaamte heb gebracht."

Ik sluit mijn ogen en adem diep in. Dit verandert alles. Ik wist dat onze situatie complex was, maar dit is veel erger dan ik me had voorgesteld. Hoe kan ik haar helpen als ze geen veilige plek heeft om naar terug te keren?

"Je kunt hier blijven," zeg ik uiteindelijk. "Ik weet dat dit niet ideaal is, maar je kunt hier blijven totdat we een oplossing vinden." Ze kijkt me aan, haar ogen groot en vol twijfel. "Waarom zou je dat doen?" vraagt ze zacht. Ik haal mijn schouders op. "Omdat niemand zo behandeld mag worden. En omdat... omdat ik weet hoe het is."

Ze kijkt me verbaasd aan. Wanneer ze net op het punt staat om de vraag te stellen, slikt ze het weer in. We zitten een tijdje in stilte, de spanning tussen ons nog steeds voelbaar. Maar er is ook een fragiel, nieuw begrip. Misschien kunnen we deze situatie samen doorstaan, ondanks onze verschillen en ondanks de haat die tussen ons in staat.

Ik maak haar wonden verder schoon en verbind ze voorzichtig. Terwijl ik dat doe, voel ik een onverwachte spijt opborrelen. Misschien ben ik te hard voor haar geweest. Misschien verdient ze toch meer mededogen dan ik haar gegeven heb. "Rust maar uit," zeg ik uiteindelijk. "We zullen morgen verder praten."

Oumaima trekt zich terug naar de logeerkamer, en ik blijf zitten, met de EHBO-doos nog steeds op de tafel. De stilte is oorverdovend, en ik kan de storm van gedachten in mijn hoofd niet bedwingen. Waarom deed ik dit? Waarom laat ik haar hier blijven? Ik weet dat het juist is, maar het voelt ook als een stap in een onbekende richting.

De volgende dag zal niet anders zijn dan de vorige. We zullen blijven doen alsof, glimlachen en beleefd zijn, terwijl we weten dat niets van dit alles echt is. Ze is hier nu veilig, maar de afstand tussen ons blijft onoverbrugbaar. Ik voel de spijt, maar ik verdring het, net zoals ik mijn andere emoties verdring. Dit is de situatie waarin we ons bevinden. Een huwelijk van gemak, gedwongen door omstandigheden en verwachtingen. We zijn gevangen in een web van haat en misverstanden, en ik vraag me af of we ooit een uitweg zullen vinden.

Onder de facadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu