"Hier langs," fluisterde Liam terwijl hij me de bossen in trok. Ik zag in de verte nog het licht van de burcht. Dat was het enige orientatiepunt dat ik nog had hoewel het een heldere nacht met volle maan was. De bossen waren donker en koud.
"Gingen we niet naar de top van de heuvel?" vroeg ik met een klein stemmetje. De enige weg die ik kende naar daar was langs de boomgaarden.
"Oh ja, hoor," hoorde ik Liam antwoorden, "we nemen een andere route. Een kortere route. We zijn er zo,"
Misschien was dit niet zo een goed idee geweest, bedacht ik me. Misschien had ik beter in de burcht gebleven bij mijn broer in plaats van met een wildvreemde weg te lopen. Ik stopte met lopen.
"Wat is er?" vroeg hij. Er klonk een vreemde toon in zijn stem. Ongeduldigheid. Waarom was hij ongeduldig? Wat was hij van plan?
"Waar breng je me heen?" vroeg ik.
"Naar de top van de heuvel, natuurlijk," grijnsde hij.
"We zijn een hele andere kant uit aan het gaan, Liam," antwoordde ik. Ik had me dan misschien wel de hele avond gedragen als een stom wicht, maar ik was er zeker geen. Er was hier iets niet pluis. Ik probeerde mijn hand los te wringen uit de zijne.
"Ik ga terug naar de burcht," zei ik kordaat. Zijn greep verstevigde zich.
"Oh nee, lieve Aine. Jij gaat mee met mij," siste hij. Voor ik het goed en wel besefte had hij me vast en slingerde me over zijn schouders. Ik kon niet weg. Ik schopte, maar hij verroerde geen vin. Ik schreeuwde, maar we waren intussen te ver van de burcht. Niemand zou me horen boven de muziek uit. Hij begon sneller te lopen. Hij kende dit bos als zijn binnenzak.
"Wie ben jij? Wat wil je?" brulde ik terwijl ik met mijn vuisten tegen zijn rug sloeg, "Laat me gaan! Ik heb je niks mis gedaan!"
Liam antwoordde niet en bleef verder lopen. Hij leek geen moeite te hebben met me te dragen. Hij werd niet moe en moest nooit pauze nemen om even op adem te komen, anders had ik zeker geprobeerd om te ontsnappen. Elke mogelijkheid om uit deze man zijn greep te ontsnappen zou er een zijn die ik zou nemen.
Na een kleine eeuwigheid hield hij halt. Ik sloeg voor de zoveelste keren met mijn vuisten op zijn rug, maar hij verroerde nog steeds geen vin. Ik hoorde hoe hij huilde als een wolf. Geschrokken hield ik op met slaan. Ik verstijfde helemaal. Opnieuw huilde hij als een wolf naar de volle maan. Het was toen dat ik een tweede huilende wolf hoorde in de verte.
"We zijn er bijna," hoorde ik hem mompelen, "en dan kan ik jouw eindelijk neerzetten en eens goed slaan, jij lelijk takkenwijf,"
Ik kromp in elkaar. Ik kon mezelf wel slaan. Zomaar vallen voor de eerste de beste jongeman die eens mooi naar me glimlachte en met hem weglopen. Hoe stom kon ik zijn? Ik wist dat ik iedereen teleur zou stellen met mijn gedrag. Ze verwachtten van mij dat ik betrouwbaar was, dat ik steeds deed wat er van me verwacht werd. Voor de eerste keer in mijn leven had ik dat niet gedaan en ik zat meteen al diep in de problemen. Ik begon zachtjes te huilen.
"Heb je haar?" hoorde ik een diepe mannenstem vragen.
"Natuurlijk heb ik haar," siste Liam, "Die kleine feeks heeft mijn rug kapot geslagen, maar ik heb haar,"
Liam zette me neer op de grond. Meteen werd ik vastgegrepen door een andere man met een scheve neus. Hij grijnsde een rij rotte tanden bloot. Mijn handen werden op mijn rug gebonden en ook mijn voeten werden bij elkaar gebonden. Ontsnappen zat er niet meteen in.
"Ik begrijp niet goed waarom heer Alan haar wil," zei de man met de scheve neus terwijl hij voor mij kwam staan. Hij nam mijn gezicht vast en bekeek het van links en van rechts, "Niet bepaald een aantrekkelijke deerne, als je het mij vraagt. Zo een mager dingetje ook. Daar heb je nu toch niets aan. Hij had beter haar zus genomen. Nu, dat is pas een lekker hapje,"
Ik voelde me koken van binnen. Niet zo zeer om wat ze zeiden over mij. Ik was erger gewend, maar mijn zus verdiende meer respect. Ze was een mooie vrouw en had altijd veel bekijks gehad, maar ik wilde niet dat deze viezerikken op die manier over haar praatten.
"Praat niet zo over mijn zus," brulde ik. Even keek hij me heel geschrokken aan, maar toen schoot hij in een bulderend gelach. Liam begon ook te lachen en al snel hoorde ik nog andere mannenstem die commentaar gaven. Ik keek om me heen. Naast Liam en de man met de scheve neus, waren er nog zeker vijf andere mannen. Ze stonden iets verder bij een groepje paarden. Enkele van hen hadden een fakkel vast die vreemde schaduwen wierp op hun gezichten.
"Zo, je bent er dus eentje met pit, hé?" grinnikte de man met de scheve neus.
"Baas, we moeten gaan," riep een van de mannen die bij de paarden stond. De man met de scheve neus duwde me in de richting van de paarden, maar ik kon niet lopen met mijn voeten die bijeen gebonden waren. Ik viel languit tussen de verdorde bladeren. Opnieuw klonk er een bulderend gelach in het donkere bos. Misschien hoorden ze dat wel tot in de burcht? Nee, ik mocht mezelf niet al te veel hoop geven. We hadden een heel eind gelopen. Twee sterke handen hielpen me recht. Ik keek in de ogen van Liam. Daar waar ik eerder die avond nog speelse pretlichtjes had gezien, lag er nu een woedende blik in zijn ogen waar ik schrik van kreeg.
"Liam, jij neemt ze bij jou," riep Baas terwijl hij een paard besteeg. Ik zag hoe Liam hem wilde tegenspreken, maar uiteindelijk toch zijn mond hield. Dit was zijn baas. Daar mocht hij niet tegen in gaan. Nogal hardhandig trok hij mij voor zich in zijn zadel eens hij een van de paarden had bestegen.
"En geen gekke dingen proberen, ok, kleine feeks?" siste hij vlak bij mijn oor. Ik knikte alleen maar. Als ik wilde leven, dan moest ik doen wat zij van me vroegen. Dat besefte ik maar al te goed.
Ik moest in slaap gevallen zijn ergens tijdens de nacht, want toen ik mijn ogen terug opende was het licht. Even wist ik niet waar ik was. Langzaam maar zeker kwamen de herinneringen aan de vorige avond terug. Liam die met me danste en me mee lokte naar buiten. Ik kreunde. Mijn lichaam was geradbraakt.
"Goeiemorgen," hoorde ik iemand mompelen. Ik keek omhoog en zag Liam. We hadden de hele nacht gereden. Ik knipperde om de slaap uit mijn ogen te krijgen en probeerde rechtop te zitten zodat ik kon kijken waar we waren. We volgden geen pad, maar reden door de bossen heen. Niemand zou ons dus opmerken, tenzij ze de sporen wist te traceren van de paarden. Bran en zijn mannen zouden die sporen uiteindelijk wel vinden. Hij had de beste speurders, maar dan nog zou het zeker een dag in beslag nemen voor ze de hoefafdrukken in de vochtige bosgrond zouden ontdekken. Ik keek omhoog. Door het bladerendek heen zag ik de zware, grijze regenwolken. Als het binnen dit en enkele uren zou beginnen regenen, dan zou dat het Bran en zijn mannen alleen maar moeilijker maken om mij op te sporen. Mijn ontvoerders zouden dan een serieuze voorsprong krijgen.
"Waar brengen jullie me heen?" vroeg ik aan Liam. Ik controleerde mijn stem. De angst gierde nog steeds door mijn lijf en mijn hart raasde in mijn keel, maar ik mocht dat niet laten merken.
"Het noorden, naar heer Alan," antwoordde mijn ontvoerder. Ik knikte.
"En wat wil deze heer van me?"
Ik hoorde Liam grinniken en had meteen zin om hem weer te slaan. Maar ik hield me sterk. Ik moest antwoorden krijgen en zo snel mogelijk. Als we toevallig iemand tegen kwamen in het bos, dan moest ik deze informatie kunnen doorspelen zodat mijn broer ingelicht kon worden. Het was herfst en de paddenstoelen groeiden welig, dus ik hoopte dat we een paar paddenstoelenpluksters zouden tegenkomen.
"Hij wil je tot zijn vrouw nemen, zodat hij zonder problemen vanuit zijn burcht naar de zee kan varen langs het Grote Meer,"
"Maar," fronste ik, "Dan moet hij toch ook langs Kai El Tor kunnen,"
"Oh, maar dat is geen probleem. Zijn zus is momenteel de machtigste vrouw van Kai El Tor. Zij heeft het daar allemaal voor het zeggen. Migh an Dar vormde nog een klein probleempje omdat je broer zijn toestemming niet wilde geven om de boten van heer Alan door te laten en dat probleempje zijn we dus nu aan het oplossen,"
Ik herinnerde dat Bran het een tijd geleden inderdaad had over boten die langs de monding van het meer de Grote Rivier op wilde, maar dat hij hen de toestemming niet had gegeven. Ik pijnigde mijn hersenen om me te herinneren wat de reden hiervoor was geweest. Migh an Dar deed normaalgezien niet moeilijk over welke boten door de monding gingen naar de Grote Rivier.
"De slavenboten," fluisterde ik.
"Inderdaad," grijnsde Liam.
JE LEEST
Kai El Tor
FantasyAine is achttien jaar en dochter van het stamhoofd van Migh an Dar. Hoewel het al lang niet meer de gewoonte is, werd zij bij haar geboorte uitgehuwelijkt aan de zoon van het stamhoofd van Kai El Tor. Wanneer ze tijdens het Maanfeest een jongeman o...