XV

16 1 0
                                    

Die nacht lagen we dicht bij elkaar. Het was nog kouder dan de vorige nachten. Ik kon de slaap niet vatten, niet na onze ontmoeting met Liam eerder die dag. Beer was ook rusteloos.

"Ik kan niet goed slapen," fluisterde ik.

"Je bent niet alleen," bromde Beer. Ik sloeg een arm om de poot die beschermend om mee heen lag.

"Ben jij eigenlijk een van het Goede Volk?" vroeg ik. Ik had er nooit bij stil gestaan. Hij kon een bosgeest zijn in de vorm van een beer en dat zou verklaren waarom ik kon communiceren met hem. Het zou ook verklaren waarom ik hem had horen praten met de oude vrouw. Zij was waarschijnlijk Erin, de koningin van het Goede Volk. Dat kon bijna niet anders.

"Het kan bijna niet anders," lachte ik nog voor hij iets kon zeggen, "Erin heeft je gestuurd om mij te beschermen, hé? Zij is toch de oude vrouw die de ketel bracht zodat ik jou kon helpen? Ja toch?"

Beer lachte brommend. Ik had dus gelijk. Ik grijnsde breed. Mijn beer was een stoere bosgeest uit de Andere Wereld. Misschien was hij daar wel een held. Natuurlijk was hij daar een held. Niemand verliet zomaar de Andere Wereld om een mens te helpen. Ik beet op mijn onderlip.

"Hoe is het in de Andere Wereld?" vroeg ik.

"Meisje," fluisterde hij zachtjes, "Ik ben...,"

Hij stopte bruusk met praten. Ik voelde hoe zijn poot zich opspande. Voorzichtig ging ik rechtop zitten, mijn oren gespitst. Had Liam gelogen? Gingen de mannen ons nu aanvallen? Ik hoorde zachte, trippelde voetstappen in de gevallen bladeren.

"Wilde honden," siste Beer terwijl hij rechtop ging zitten, "zeker acht,"

Ik slikte. Dat ontbrak er nog aan. Hongerige, wilde honden. Beer rolde zich om en stond recht, klaar om de aanvallers aan te pakken. Ik schudde mijn hoofd.

"Beer, dit is niet jouw gevecht," zei ik, "je bent nog te zwak. Ik neem deze honden voor mijn rekening,"

Ik hoorde hem hees lachen.

"Meisje, dat is heel lief dat je rekening met me houdt, maar die roedel wilde honden zal jou eerder voor hun rekening nemen voor jij ze voor de jouwe neemt. Ze zijn met acht. Onderschat deze dieren niet. Ze zijn slim. Heel slim,"

Ik brak een tak af van de dichtsbijzijnde boom en rukte de kleinere takjes er af. Ik wikkelde er een stuk deken rond en maakte een fakkel. Wilde honden hadden schrik van vuur, dus een fakkel leek me het perfecte wapen.

"Ze hebben ons omsingeld," fluisterde Beer terwijl hij gromde in de richting van de bomen rondom ons, "Blijf dicht bij het vuur,"

Ik hoorde het gegrom van de honden rondom mij. Ze moesten goed gek zijn als ze Beer wilden aanvallen. Ik was hun prooi. De eerste wilde hond kwam met ontblootte tanden uit de schaduwen en liep recht op me af. Ik duwde mijn fakkel naar hem toe. Hij beet er blaffend naar, maar durfde niet verder komen. Een tweede en een derde hond kwamen op me af. Vanuit mijn ooghoeken, zag ik twee honden in een grote cirkel langs Beer lopen. Mijn handen voelden zweterig aan. Ik beet mijn tanden op elkaar. 

Een eerste hond haalde uit naar mij. Ik sloeg hem met de fakkel op zijn snuit. Met zijn staart tussen zijn poten liep hij terug op een veilige afstand. Beer duwde de honden opzij en kwam tussen mij en de honden staan. Het vuur voelde warm aan in mijn rug. De wilde honden kwamen dichterbij. Ik telde er nu vijf. Dat wilde zeggen dat er drie zich nog niet hadden laten zien. Ik vermoedde dat ze niet door het vuur zouden springen. Daar hadden ze te veel schrik van, maar je wist nooit. Beer brulde naar hen. Een oorverdovende brul die de wilde honden even het zwijgen oplegde. 

Ze lieten zich niet van de wijs brengen. Een eerste hond sprong bovenop de rug van Beer en klapte zijn kaken gevaarlijk dicht. Beer trok de aanvaller van zijn rug en gooide hem met een smak neer op de grond. Ik hoorde een paar botten kraken. Een tweede en derde hond probeerden hetzelfde als hun voorganger. Beer maakte zich groot door op zijn twee achterste poten te gaan staan en brulde opnieuw. Nu hij minder plaats in nam, kwam er twee honden langs de zijkanten naar me toe.

"Beer!" riep ik paniekerig toen een van de honden in de zoom van mijn jurk hapte en er aan trok. De andere hond kon ik op een afstand houden door hem op zijn hoofd te slaan met zijn fakkel. Beer liet zich op zijn vier poten vallen en duwde de hond die mijn zoom te pakken had, weg. Het was een trots beest, een grote hond en hij wilde kost wat kost mij als avondeten. Hij zette zijn tanden op de plek waar Beer gewond was.

"Nee!" gilde ik terwijl Beer het uitbrulde van de pijn. De hond beet zich stevig vast in de poot van Beer.

"Nee! NEE!" riep ik terwijl ik het bloed door mijn aderen voelde pompen. Ik nam de fakkel en stak hem in de zij van het beest. Ik rook eerst de verbrandde pels gevolgd door de geur van brandend vlees. De hond liet Beer los. Die liep wankel naar achter en liet mij oog in oog staan met zijn aanvaller. Ik beet op mijn tanden. Ik sloeg de hond nogmaals met mijn fakkel en duwde het vuur vervolgens tegen zijn natte neus, het meest gevoelige lichaamsdeel van elke hond. De hond huilde het uit van de pijn. Zonder meer draaide hij zich om een liep weg, de schaduwen van het bos in. De andere honden bleven nog even staan, maar toen ze zagen dat ik van plan was om ook hen aan te vallen als het nodig was, dropen ze het af. Ze zouden ergens anders een nachtelijk hapje moeten zoeken. Ik liet mijn stok vallen en knielde naast Beer neer.

"Alles in orde?" vroeg ik terwijl ik voorzichtig mijn handen op zijn wonde legde. Ik zag geen bloed. De hond had de kans niet gekregen om door te bijten door het dikke deken dat rond de wonde was gewikkeld.

"Kijk uit!" brulde hij terwijl hij me opzij duwde. Een hond was terug gekomen. Beer stak zijn goede poot vooruit om de hond af te weren, maar die zette zijn tanden in de vacht van Beer. Ik zag de tanden van het dier diep in de huid van Beer dringen. Zonder na te denken greep ik naar mijn stok die vlakbij lag. Het stuk waar net nog een vlam had gebrand, smeulde enkel nog. Ik sloeg met de stok op de rug van het dier. Die liet Beer los en kwam nu dreigend op me af. Snel draaide ik de stok rond. Het stuk waar ik de tak had afgebroken, had een punt gevormd. De hond kwam met bloeddorstige ogen op me af.

"Aine," fluisterde Beer. Hij wankelde mijn richting uit, maar zijn twee gewonde voorpoten konden hem niet langer dragen. Ik zag hoe de hond door zijn achterste poten ging, klaar om te springen. Het gebeurde allemaal in een flits. De hond sprong in mijn richting en toen hij enkele centimeters bij me verdwijderd was, stak ik de stok in zijn nek. Meteen viel het beest dood neer op de grond. Hijgend bleef ik nog even staan. Lieve, betrouwbare Aine. Ik slikte. Als Bran dit hoorde zou hij zijn kleine zusje wel eens anders gaan bekijken.

"Beer," zei ik terwijl ik me hijgend naast hem liet neerzakken. Ik nam zijn poot in mijn handen.

"Volgens mij valt het mee," kreunde hij. Hij bloedde alleen maar oppervlakkig, maar de tandafdrukken zouden een lelijk litteken vormen. Ik veegde het zweet van mijn voorhoofd.

"Je hebt ons goed verdedigd, meisje," fluisterde Beer zachtjes en drukte zijn natte neus in mijn nek. Ik krabde hem achter zijn oor en keek hem glimlachend aan.

"Ik zei toch dat ik die wilde honden wel zou aankunnen," grinnikte ik terwijl ik de ketel met water boven het vuur hing om een nieuw papje te maken van brandnetels en berkenbast. 

Kai El TorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu