XII

29 1 1
                                    

De dagen die volgden bleven we op dezelfde plek. Ik bouwde een geïmproviseerde hut met wat takken tegen een boomstam. Het had flink geregend de afgelopen nachten en ik mocht nu niet ziek worden. Het enige deken dat ik had werd gebruikt als windel, dus had ik een pak bladeren verzameld en sliep ik daar onder. Het hield me toch een beetje warm. Beer werd af en toe wakker. De eerste keer had hij zich niet herinnerd wie ik was. Hij was helemaal suf geweest, maar had zonder morren de brandnetelthee opgedronken die ik voor hem had klaargemaakt. Hij sliep nog altijd veel, maar als hij wakker werd, dan probeerde hij steeds een praatje te maken over het weer of over hoe ik de wonde verzorgde.

"Ik ben onder de indruk," bromde hij op de ochtend van de vierde dag. Ik keek hem glimlachend aan. De wonde was niet ontstoken en begon intussen langzaam te genezen.

"Ik ben even in de leer geweest bij een kruidvrouwtje," gaf ik toe terwijl ik een opnieuw wat van het papje op zijn arm smeerde en er een proper stuk deken rond wond.

"Ha!" lachtte hij, "Ik dacht dat jij een verwende dame was uit een of andere burcht oog op een heuvel, ver van alle aardse problemen. Zo een dame leert zulke dingen toch niet?"

Ik knoopte de windel extra hard vast ook al wist ik dat ik hem daarmee pijn zou doen. Hij gromde even gevaarlijk. Hoe durfde hij? Hij had geen idee wie ik was en hoe mijn leven eruit zag. Ik nam het vuile stuk deken en liep naar de ketel zonder hem nog een blik te gunnen. Het water in de ketel was al volop aan het pruttelen en dat kon ik meteen gebruiken om te wassen.

"Ik had dat niet mogen zeggen," hoorde ik hem zachtjes zeggen. Kordaat nam ik de ketel van boven het vuur en zette ik hem neer op een steen zodat het water even kon afkoelen.

"Ik verzorg jou, Beer," fluisterde ik toen ik me om draaide. Ik wilde hem niet in de ogen kijken, anders zou hij mijn tranen zien, "Ik doe mijn best om jou op te lappen en jij gaat me een beetje uitlachen? Je weet niets over mij! Niets!"

Ik zag hoe Beer onwennig de windel die ik net had om gedaan aanraken. Hij pufte even en schudde toen zijn kop. Ik concentreerde me terug op mijn werk. Het deken ging de ketel met water in en ik roerde er door met een dikke stok. Daarna haalde ik het deken er terug uit en legde het open over een steen om er vervolgens het vuil uit te kloppen met een andere steen.

"Het spijt me. Ik had dat niet mogen zeggen, meisje," hoorde ik Beer zuchten, "Ik weet maar al te goed dat er echte dames zijn die veel meer kunnen dan alleen maar borduren en hun haar vlechten. Ik wilde je niet kwetsen,"

Eén enkele traan rolde over mijn wang.

"Ik ben ook helemaal geen echte dame, hoor," lachte ik terwijl ik mijn traan wegveegde, "Mijn borduursels trekken meestal op weinig en mijn haar laat niet meer toe dan een eenvoudige vlecht,"

Beer lachte schuddebuikend.

"Maar ik ben wel een dame die zomaar als pion kan ingezet worden om banden te smeden met andere clans," ik zuchtte diep en dacht terug aan wat vader me had verteld op zijn sterfbed.

"Ach, eens je terug thuis bent, dan kan je een leuke jongen uitzoeken en er mee trouwen. Heer Alan zal niet nog eens proberen om jou te ontvoeren na alle last die hij al met je heeft gehad," grinnikte Beer terwijl hij me met zijn blinkende kraaloogjes aan keek. Ik kneep het stuk deken uit.

"Wat?" vroeg Beer toen ik niet meteen iets zei. Ik hing het stuk deken over een tak, zodat het kon drogen.

"Deze dame mag geen leuke jongen uitzoeken om mee te trouwen," zei ik terwijl ik naar mijn handen keek, "Ik ben uitgehuwelijkt aan een man die ik nog nooit heb gezien omdat mijn vader het nodig achtte om banden te smeden met een ander clanhoofd,,"

Nu was het aan Beer om lang stil te blijven. Zuchtend liet ik me neer vallen op een steen. Ik verborg mijn gezicht in mijn handen. Ik hoorde Beer langzaam tot bij mij schuifelen. Hij mankte, maar hij kon lopen.

"Voorzichtig," fluisterde ik hikkend terwijl er nu een hele stortvloed tranen over mijn wangen liepen. Ik wilde niet dat Beer zijn wonde terug open ging en opnieuw zou beginnen bloeden. Beer kwam naast mij zitten en sloeg zijn goede arm om mee heen. Hij drukte me tegen zich aan.

"Ja, het leven van een dame is toch zo leuk," snotterde ik tegen zijn vacht, "heel de dag borduren en haren vlechten,"

Hij liet mij in stilte snikken en aaide met zijn poot langzaam over mijn rug. Toen ik een beetje gekalmeerd had, schraapte hij zijn keel.

"Heb je nooit gedacht aan ontsnappen? Je weet wel, weglopen en je eigen pad kiezen,"

Ik haalde mijn schouders op en veegde mijn ogen droog aan de mouwen van het mannenhemd.

"Waarom zou ik dat doen? Ik heb alles wat ik nodig heb om een goed leven te leiden, zelfs al moet ik trouwen met een man waar ik niet van hou. Er zal altijd eten voor me zijn. Er zullen altijd boeken zijn om te lezen en er zal iedere avond een warm bed op me wachten. Als ik mijn eigen pad kies, dan weet ik niet waar ik zal eindigen,"

"Maar je zal nooit gelukkig zijn als je terug naar Meigh an Dar gaat en zomaar de plannen van je vader volgt," ik hoorde de woede in zijn stem.

"Ach, waarschijnlijk zal het allemaal wel meevallen," mompelde ik terwijl ik mijn schouders ophaalde. Het was niet vol overtuiging dat ik dat zei, maar ik vermoedde dat het allemaal niet zo erg zou zijn.

"Misschien moet ik vragen aan het Goede Volk om me te veranderen in een beer. Dan kan ik samen met jou in het bos blijven wonen," giechelde ik en kuste hem op zijn snuit. Ik hoorde hem heel even naar adem happen om vervolgens in zijn eigen bulderende berenlach uit te barsten. 

Kai El TorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu