V

20 0 0
                                    

De mannen hielden me na mijn ontsnappingspoging terug beter in het oog. Daar waar ze de vorige dagen een beetje uit elkaar hadden gereden, reden ze nu allemaal zo dicht mogelijk bij Liam en mij. Ik was niet van plan om van een paard te springen, vooral niet met mijn handen en voeten vastgebonden, maar blijkbaar moesten er toch voorzorgen genomen worden voor het geval ik dat wel zou doen. De pauzes werden korter en we namen er ook steeds minder, wat er voor zorgde dat de paarden helemaal uitgeteld waren tegen het vallen van de avond. 

De gezichten van de mannen stonden grim. Ik had het hun moeilijk gemaakt om hun taak naar behoren uit te voeren. Tijdens de eerste nacht aan het kampvuur had ik hen nog horen zeggen hoe makkelijk de opdracht zou zijn met zo een klein, voorspelbaar poppetje als mij. Ik had intussen ook geleerd dat de mannen een serieuze som geld zouden krijgen als ze me heelhuids en gezond tot bij heer Alan kregen. Ze zouden daar alles voor doen. Alles. Ergens was ik blij dat er nog geen teken van Bran of zijn mannen was. Ik wilde niet weten tot wat Baas, Liam en de anderen in staat waren om hun beloning te krijgen.

Het was de avond van de vierde dag. Liam had me eerder nog gezegd dat we waarschijnlijk tegen het vallen van de vijfde avond zouden aankomen bij de burcht van heer Alan. De mannen waren terug wat opgewekter die avond. Ze konden het geld al ruiken. Ik werd aan een boom vastgebonden. Een nieuwe maatregel die ze troffen bij iedere pauze en ook tijdens de overnachtingen. Comfortabel was het niet echt, maar zij hadden wel hun zekerheid dat ik niet zou weglopen.

Ik had het ijzig kou. De mannen hadden een kampvuur gebouwd, maar ik zat er te ver vandaan om te kunnen genieten van de warmte. De herfst begon langzaam maar zeker zijn intrede te doen in het land. Binnenkort zouden de bladeren beginnen vallen en dan zouden Bran en zijn mannen de sporen die deze groep had achtergelaten nooit kunnen traceren. Ik slikte. 

Morgenavond rond deze tijd zou heer Alan mij tot zijn vrouw nemen. Alleen de gedachte al deed me kokhalzen. Het was een ding om uitgehuwelijkt te worden aan de zoon van een clanhoofd, iemand die je nog nooit had gezien. Het was een heel ander ding om tot vrouw genomen te worden omdat dat bepaalde voordelen met zich mee bracht voor je toekomstige echtgenoot. Het was geleden van die nacht dat Liam me had weggelokt van bij de burcht dat ik had gehuild, maar nu voelde ik opnieuw dikke, zoute tranen over mijn wangen rollen. De goden waren mij niet gunstig gezind. Ze wilden me kost wat kost zien trouwen met een man waar ik niet van hield. Ik vroeg me in stilte af wat ik verkeerd had gedaan in dit leven of mijn vorige om zoiets te verdienen.

De mannen waren bij het vuur bulderend aan het lachen. Ze hadden een klein everzwijn gevangen en waren dat aan het roosteren. Het zou nog even duren voor het klaar was, maar het rook alvast heerlijk. Ik hoopte dat ze me een stukje gaven. De afgelopen dagen had ik niet meer gegeten dan hier en daar een stukje brood en wat kaas. Ik was al een mager ding en ik vermoedde dat ik er nu graatmager uit zag. Wat vlees zou me goed doen. Het zou me terug op krachten brengen.

Terwijl mijn gedachten afdwaalden naar de heerlijkste maaltijden die de kokkin van Migh an Dar op tafel toverde, merkte ik op dat de paarden onrustig waren. Ze hadden iets geroken. Gevaar. De mannen hadden niet de gewoonte hun paarden vast te binden. Het waren paarden uit het noorden en als er iets was waar de volkeren uit het noorden trots op waren, dan was het de betrouwbaarheid van hun paarden. Vastbinden was nergens voor nodig, want hun viervoeters kozen ervoor om bij hun mensen te blijven. De mannen die blijkbaar een dobbelspel aan het spelen waren, merkten nog steeds niets op aan het ongewone gedrag van de dieren. 

Ik spitste mijn oren. Ik hoorde het vuur knisperen en een paar nachtvogels rondschuifelen op de takken boven mij. De paarden trappelden zenuwachtig met hun hoeven. En daar achter die struik... gesnuif. Ik voelde al mijn spieren spannen. Geritsel van bladeren. Ik kon geen enkele kant uit. Als er een roedel wolven of wilde honden deze kant uit kwam, dan was ik een vogel voor de kat. De mannen zouden kunnen wegvluchten, maar ik niet. Hoe zeer de mannen hun beloning ook wilden, ik vermoedde dat ze hun leven toch kostbaarder zouden vinden en me zouden achterlaten. Opnieuw klonk er zacht gesnuif, gevolgd door een laag gebrom.

"Sttt...," ik zag Baas zijn hand in de lucht steken. De mannen stopten waarmee ze bezig was. Nu was het muisstil in het bos. Te stil. Als er een ding was wat ik had geleerd van Ervin, dan was het dat stilte in het bos, nooit een goed teken was. Hij woonde in de bossen, kende ze door en door, dus wist ik dat ik op mijn hoede moest zijn.

"Wat is er, Baas?" hoorde ik een van de andere mannen fluisterend vragen. Baas hield zijn hand in de lucht. Het gesnuffel en gegrom klonk nu vlak achter mij. Eén van de paarden besloot het op een lopen te zetten terwijl een ander stijgerde. Liam liep meteen naar de paarden om ze kalmeren. Het was toen dat ik vanuit mijn ooghoeken een schaduw zag. Langzaam maar zeker kwam die dichterbij.

"Beer!" hoorde ik Liam fluisteren. Ik sloot mijn ogen. Dit kon niet waar zijn. Ik was vastgebonden aan een boom en op enkele meters afstand liep een beer. Een hongerige beer waarschijnlijk. Aan het begin van de herfst waren ze altijd het gevaarlijkst. Dan maakten ze zich klaar voor hun winterslaap en moesten ze zoveel mogelijk eten om hun vetreserves op te bouwen. De mannen stonden geruisloos recht en bewogen langzaam naar de paarden. Maar de paarden hielden het niet langer uit. Hoe betrouwbaar ze ook waren, het waren ook zenuwachtige beesten. 

Twee mannen konden op de ruggen van een paard springen en wegrijden. Het paard dat Liam vast had bij de teugels bleef rustig staan, maar de anderen begonnen zenuwachtiger en zenuwachtiger met hun hoeven te trappelen. Ze wilden weg. Het liefst van al meteen. Ik gaf hen geen ongelijk. Toen ik mijn ogen terug opende kwam de beer te voorschijn. Het was een gigantisch bruin beest met lange klauwen en toen hij brulde, kon ik zijn vlijmscherpe tanden zien. Zonder mij enige aandacht te schenken, liep hij meteen naar de paarden toe. Liam en Baas sprongen nu ook op de rug van een paard en reden weg. Ik zag Liam nog een keer achter zich kijken, naar mij.

"Laat me hier niet achter!" riep ik terwijl ik aan de koorden trok die me vasthielden. 

Kai El TorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu