De volgende dag stonden we vlak na het middaguur voor de grote keuze.
"Ik weet het niet, meisje," hoorde ik Beer zeggen terwijl we bovenop een heuvel stonden. Het Grote Meer strekte zich voor ons uit. Aan onze voeten lag Kai El Tor. De torens tekenden duidelijk af tegen de heldere blauwe hemel. Het was hier, op deze plek, dat we onze keuze moesten maken. Ik keek naar Beer. Hij had zich neer gezet.
"Beer," zei ik en legde mijn hand op de poot waar de wilde hond hem gisteren had gebeten, "ik... Ik weet dat je me naar huis wil brengen, maar je moet je belofte niet na komen als je dit te gevaarlijk vindt. Ik begrijp het. Je krijgt mijn toestemming om je om te draaien terug het bos in te wandelen. Je kan nog een paar herten verorberen en nog wat kilo's bijkomen zodat je binnenkort zonder enige problemen aan je winterslaap kan beginnen. Of je kan terug gaan naar de Andere Wereld,"
Heel even bleef het stil. Ik meende wat ik had gezegd. In Kai El Tor waren er genoeg mensen die ik zou kunnen inschakelen om me verder te helpen. Er waren schepen genoeg die richting Meigh an Dar voeren en waarmee ik zou kunnen meereizen. Dan zou ik nog sneller thuis zijn.
"Dat kan ik niet, meisje," zei hij rustig, "Ik heb mijn belofte gemaakt en ik breek nooit beloftes die ik maak. Nooit,"
Ik knikte en wreef een beetje zenuwachtig in mijn handen. Er was een plan nodig om dit te laten werken. Een verhaal. We moesten een geloofwaardig duo zijn. Mensen mochten geen schrik krijgen als ze ons zagen aankomen.
"Goed dan," zei ik en legde de stukken deken op de grond. Ik begon de delen een voor een aan elkaar te knopen.
"Wat doe je?" vroeg Beer verbaasd terwijl ik de lange sjaal rond zijn nek bond.
"Vanaf nu zijn wij rondtrekkende kunstenaars en ben jij mijn beer die allemaal leuke kunstjes kan," grinnikte ik. Ik knoopte de lange sjaal stevig vast, nam het ronde gezicht van de beer in mijn handen en duwde een kus op zijn snuit.
"Oh, ik ken wel wat kunstjes," grinnikte Beer lachend. Ik nam de lange sjaal vast en samen liepen we de heuvel af, richting het punt waar de weg zich opsplitste. Van zodra Beer mensen zag, liep hij op zijn twee achterste poten en maakte hij een buiging naar de andere reizigers. Ik zag de angst in hun ogen, maar als ze hem zijn menselijke gedrag zagen moesten ze hartelijk lachen. Enkele van hen lieten zelf een paar muntstukken in de ketel vallen die ik droeg. Ik was een brok zenuwen. Ik wilde dat dit plan werkte. Ik wilde dit zo graag.
We kwamen steeds meer en meer mensen tegen. Kinderen wezen naar Beer, ouderen namen een grote omweg toen ze hem zagen aankomen. Hij maakte steeds vriendelijke buigingen, zwaaide en bromde een liedje. Ik moest soms zelfs lachen met de kunstjes die hij deed. Ik had geen idee waar hij die had geleerd, maar ze kwamen zeker van pas. De wacht die aan de poort stond hield ons even tegen. Ze bekeken me van kop tot teen en wierpen daarna een veelbetekende blik op de beer.
"Is hij gevaarlijk?" vroeg de langste van de twee.
"Oh nee, helemaal niet," lachte ik, "zo mak als een lammetje,"
De dikke wachter grinnikte en besloot aan het rechteroor van Beer te trekken. Ik wilde hem zeggen dat hij dat beter niet deed, maar Beer verroerde geen vin. Ik hoorde hem zelfs niet grommen. De twee wachters keken even naar elkaar. De lange haalde zijn schouders op.
"Dat lijkt me wel in orde te zijn," mompelde hij en stapte opzij zodat wij de stad binnen konden. Het was een drukte van jewelste binnen de stadsmuren. Ik had vaak gedacht dat de burcht van Meigh an Dar soms wemelde van de mensen, maar dit had ik nog nooit gezien. Er liepen bedienden rond die boodschappen aan het doen waren bij alle kraampjes die uitgestald stonden. We liepen voorbij een hoefsmid waar een tiental paarden buiten stonden te wachten op een nieuw paar hoeven. Een bakker liep voorbij met een stapel versgebakken brood die heerlijk roken. Mijn lege maag begon meteen te knorren. Een paar hofdames liepen voorbij in kleurrijke jurken en met prachtig gevlochten kapsels. Ik keek hen bewonderend na.
"Kom, deze kant uit," mopperde Beer. Hij trok aan de sjaal. We liepen voorbij een groot plein. Het was al druk geweest in de andere straten, maar hier was het ongezien. Ik zag boven de mensenmassa masten van grote schepen uitsteken.
"Dit zijn de dokken," zei Beer, "Norrmaalgezien wordt het terug wat rustiger als we hier langs geraken. Dit is echt het hart van Kai El Tor. Daar staan de torens. Kijk,"
Ik bleef stil staan en keek omhoog. Daar stonden ze. De drie torens. Ze waren nog veel groter dan ik had verwacht. De ene was opgetrokken uit wit marmer, de tweede was opgetrokken uit zwarte arduinsteen en de derde was volledig betegeld met kostbare turkooise steentjes uit de oostelijke koninkrijken. Ik bleef er naar staren tot mijn nek pijn deed. Verschillende mensen liepen tegen me aan, maar het kon me niet schelen. Ik wilde deze torens bewonderen in al hun pracht en praal.
"Ongelofelijk," mompelde ik, "Ik vraag me af of ze ook een functie hebben,"
"Oh, het zijn heel lang uitkijktorens geweest. De stad heeft veel aan die drie torens te danken. De wacht die daar boven stond kon van heinde en ver de vijand zien aankomen en kon zo alarm slaan wanneer het nodig was. Tegenwoordig worden ze niet meer gebruikt,"
"Waw, jij weet precies wel het een en het ander over deze stad en zijn geschiedenis voor een beer," grinnikte ik.
"Wel, meisje, jij weet het een en het ander over kruiden. Dat zou je ook niet meteen verwachten van een dame,"
Hij wierp me een ontdeugende blik toe. Ik knipoogde naar hem. We zochten onze weg verder tussen de massa mensen. Af en toe sprong iemand geschrokken opzij toen ze Beer zagen, maar de meesten van hen negeerden hem gewoon. Toch tot een jongetje dolenthousiast zijn moeder tot bij ons trok en met grote ogen naar Beer staarde.
"Kom Ian," sprak zijn moeder hem berispend toe, "laat die mevrouw even door,"
"Is dat een echte beer?" vroeg Ian met een klein stemmetje aan zijn moeder. Ik lachte. Zijn moeder keek me verontschuldigend aan. Ik knielde neer bij de kleine jongen.
"Het is een echte beer. Je mag hem eens aaien als je wil. Hij is heel lief," ik knikte de moeder geruststellend toe terwijl Ian met zijn kleine handjes over de pels van Beer streek.
"Kan hij ook kunstjes?" vroeg Ian aan mij.
"Ja hoor," zei ik, "Hij kan dansen en af en toe zingt hij een keer een liedje,"
"Oooh," Ian keek me aan met glinsterende ogen, "Mag ik dat eens zien?"
Ik beet op mijn onderlip. Ik wist dat we best zo onopvallend bleven. Dat was al niet eenvoudig met een beer aan mijn zijde. Beer keek me aan.
"Hij heeft niet altijd zin," zei ik met spijt in mijn stem. De kleine jongen voor me trok een pruillip.
"Eén kunstje," bromde Beer, "Eéntje en daarna moeten we verder,"
Beer duwde zijn natte neus tegen Ian aan. Hij bromde zachtjes en ging op zijn achterste poten staan. Hier en daar werd gegild. Mensen schoten bij ons vandaan. De moeder van Ian trok haar zoontje naar achter. Beer begon te dansen en bromde er een liedje bij. Rondom ons werd er opgelucht gelachen. Kinderen kwamen dichterbij staan en wezen opgewonden naar de dansende beer. Ik hield de sjaal stevig vast. Ian klapte enthousiast in zijn handen. Opnieuw werden er goudstukken in de ketel gegooid. Mensen applaudiseerden nadat Beer zich terug op zijn vier poten liet vallen. Ik krabde hem even achter zijn hoor en bedankte hem in stilte. Verschillende kinderen stonden hem nu te aaien en vroegen allerlei vragen. Hun ouders keken vol verbazing toe hoe hun kind op de rug van een wild beest kon kruipen zonder dat het ook maar een kik gaf. Ik bleef dicht bij hem staan, vlak bij zijn gewonde poot, zodat niemand er per ongeluk tegen stootte.
JE LEEST
Kai El Tor
FantasyAine is achttien jaar en dochter van het stamhoofd van Migh an Dar. Hoewel het al lang niet meer de gewoonte is, werd zij bij haar geboorte uitgehuwelijkt aan de zoon van het stamhoofd van Kai El Tor. Wanneer ze tijdens het Maanfeest een jongeman o...