XX

13 0 0
                                    

Het was nog donker toen ik wakker werd door een paar snelle klopjes na elkaar op de deur. Ik ging rechtop zitten. Iemand kwam de kamer binnen. Een paar kaarsen werden aangestoken.

"Oona?" vroeg ik met een krakende stem. Ik wreef de slaap uit mijn ogen.

"Goede morgen, vrouwe," zei ze stil. Ik hoorde een glimlach in haar stem, "Ik moest u deze ochtend extra vroeg wakker maken van vrouwe Morrigan. Ze had u beloofd dat u mocht toekijken hoe uw beer werd vrij gelaten bij dageraad en die belofte wil ze graag nakomen,"

Ik kreunde. Beer. Ik moest afscheid nemen van Beer. Ik gooide de lakens van me af en zette mijn voeten neer op de koude vloer. Oona trok de nachtjapon over mijn hoofd en stond meteen klaar met een nieuwe jurk. Ik voelde aan de stof. Zo zacht. Oona bond een fijne gouden riem rond mijn taille. Snel werkte ze de vlecht los die ze gisterenavond er zorgvuldig had ingevlochten en kamde mijn haar opnieuw tot het glanste. Met enkele vingervlugge bewegingen zaten er een degelijke dot in mijn haar. Meer moest dat niet zijn voor mij.

"Ziezo," zei ze net zoals de vorige avond en trok de gordijn opzij zodat ik mezelf kon zien in de spiegel. De dot deed mijn sierlijke nek mooi tot uiting komen en de groene kleur van de jurk paste perfect bij de kleur van mijn ogen. Ik zag er al wat beter uitgeslapen uit dan gisteren. Oona bracht me twee satijnen muiltjes in dezelfde groene kleur als mijn jurk, maar ik schudde mijn hoofd. Aan muiltjes had ik niets, helemaal niets.

"De laarzen?" vroeg Oona terwijl ze ernaar wees. Ik knikte en liet me op een stoel neerzakken. In een vlotte beweging trok ik de comfortabele laarzen aan. Nee, het was geen zicht onder deze elegante jurk. Absoluut niet, maar dit was wat ik wilde. De bediende lachte even en schudde haar hoofd. Ze deed teken dat ik haar moest volgen. Het was nog stil in de gangen van de burcht. Iedereen sliep nog. Hier en daar kwamen we een nachtwacht tegen. Die knikten Oona allemaal vriendelijk gedag.

"Waar gaan we naartoe?" vroeg ik nadat we al zeker een kwartier door allerlei gangen aan het lopen waren en al minstens tien trappen hadden beklommen en weer waren afgedaald.

"De torens, liefje,"

Tien minuten later hield Oona een deur open. Voor mij lag een trap die in een draaiende beweging naar boven liep. Ik nam de eerste trede, dan de tweede trede, de derde. Oona bleef staan waar ze stond.

"Ik wacht hier als je straks terug naar beneden komt, maar ik mag zelf niet naar boven gaan, vrouwe. Dat is enkel toegelaten aan edellieden,"

Er lag een angstige blik in haar ogen, maar toch knikte ze me bemoedigend toe. Ik legde mijn hand op de leuning en begon aan de lange klim naar boven. Ik wilde niet weten hoeveel treden ik omhoog klom. Het moesten er honderden, misschien zelfs wel duizenden zijn. Hier en daar was er een raampje zodat ik even op adem kon komen om naar buiten te kijken. Er was al behoorlijk wat bedrijfigheid te zien in de stad. Aan de kant van de haven waren mannen de schepen aan het laden en lossen. Er werden tonnen uit het ruim gerold om daarna op een kar te rollen die op de kaai stond te wachten. In de verte begon de hemel roze te kleuren. Ik slikte en begon de trap verder op te lopen. Na een paar minuten voelde ik de eerste windvlaag. Die werd steeds heviger naar mate ik verder klom. De wind rukte aan mijn kleren. Ik trok de sjaal die ik had meegenomen dicht om me heen. De westelijke stadspoort. Ik keek over de balustrade en liet mijn ogen over de daken van de huizen glijden tot ik de poort zag. Er was een pleintje vlakbij. Ik zag een groepje mensen staan en mijn beer. Ik zuchtte opgelucht. Vrouwe Morrigan had zich aan haar belofte gehouden. Ik slikte mijn tranen weg.

"Beer!" brulde ik en begon als een gek te zwaaien. De wind trok aan mijn netjes opgestoken haar. Het lint dat mijn haren bij elkaar hield in een dot, werd losgerukt en waaide weg. Even zag ik niets omdat een massa haar voor mijn gezicht wapperde. Lachend wreef ik het opzij.

"Beer!" brulde ik opnieuw. Hij zou me nooit horen vanaf hier. Ik slikte. De mannen die bij hem stonden begonnen zijn kettingen los te maken. Heel voorzichtig verwijderden ze de de muilkorf die ze hem gisteren hadden om gedaan. Ik ging zo ver als ik kon over de balustrade hangen. Een van de mannen sloeg Beer met een stok tegen zijn zijde en maande hem aan om door de poort te lopen.

"Beer!" riep ik een laatste keer en stak mijn hand in de lucht. Mijn haar wapperde in de wind als een donkere vlag. Voor hij de poort door liep, bleef Beer even staan. Hij draaide zijn hoofd naar achteren en snuffelde even. Hij ging op zijn twee achterste poten staan en stak zijn neus de lucht in. Mijn hart ging als een gek te keer.

"Kijk naar boven!" riep ik ook al vermoedde ik dat hij me niet kon horen waar hij stond. Maar hij keek. Hij richtte zijn hoofd naar boven en keek naar de drie torens. Ik zwaaide zo hard ik kon. Hij stak zijn goede poot de lucht in en zwaaide even. Mijn beer. Mijn lieve beer. Ik zou hem missen, maar ik wist dat dit het beste was. Als hij binnen de stad werd vastgehouden, dan zou dat uiteindelijk toch leiden tot zijn dood en die wilde ik niet op mijn geweten hebben.

"Het ga je goed, mijn lieve beer," fluisterde ik en hoopte dat de wind mijn woorden tot bij hem zou blazen. Ik zag hoe hij zich op zijn vier poten liet vallen en de westelijke stadspoort door liep. Hij dook meteen de bossen in. Nog even zag ik hem lopen, door de kruinen van de kale bomen heen en toen was hij verdwenen.

Ik had me sterk gehouden. Ik wilde niet dat hij me zag of hoorde huilen bij dit afscheid, maar nu werd het me allemaal te veel. Ik liet me op de grond zakken en sloeg mijn armen om me heen. Happend naar adem barstte ik in tranen uit. Nog nooit had ik een vriend gehad als Beer, hoe gek het ook klonk. Hij was er geweest toen ik hem nodig had en hij had nooit te veel van me verwacht. Hij had betrouwbare Aine laten veranderen in een kordate Aine die wist wat ze wou en die actie ondernam. Hij had mijn leven veranderd en ik had hem laten gaan. Ik had geen andere keuze gehad. Ik had hem moeten loslaten, maar het liefst van al had ik hem nog heel lang dicht bij mij gehouden.

De hemel werd steeds lichter. Met de punt van mijn sjaal droogde ik mijn tranen. Ik stond terug recht en haalde diep adem. Twee weken moest ik hier blijven. Veertien dagen moest ik terug betrouwbare Aine zijn, zodat ik naar huis kon, naar mijn broer en zus. Dat was nu mijn doel en dat was nu het enige waaraan ik moest denken. Beer zou zichzelf wel redden. 

Kai El TorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu