Chapter 25

1.9K 105 38
                                    

Dounia :

Mijn halfbroer zegt een lange tijd niks. Ik dacht juist dat hij me ging vermoorden. Maar ook al doet hij dat niet nu, ik weet dat het nog komt. Ik weet niet eens zijn naam. Maar wat ik wel weet, is dat hij een moordenaar is. Zuchtend kijk ik hem aan. 'Als je niet van plan bent om me nu te vermoorden dan kun je me beter laten gaan', zeg ik. Mijn halfbroer negeert me. Fijn, net wat ik nodig heb. 'Waarom heb je eigenlijk je eigen vader vermoord?' wil ik dan weten. 'Omdat hij niet voor me heeft gevochten, mijn moeder nam me mee en hij vocht niet eens voor me. In plaats daarvan besloot hij een nieuw gezin te stichten', vertelt mijn broer. Aan de manier waarop hij dat zegt, merk ik dat hij diep geraakt moet zijn. En dat hij een mentale stoornis heeft.

Mijn halfbroer ijsbeert door de kamer. Ik weet niet wat hem bezielt. Ergens wil ik het vragen, maar durf niet. Er is al 1 uur voorbij gegaan sinds ik werd ontvoerd. Zou Nasser me al zoeken? Ergens ben ik boos op hem. Misschien heeft Bilal er niks mee te maken, maar hij had besloten om me niet te geloven. Van zo'n iemand wil ik niks. Maar ik mis hem wel. En mijn tante. Zelfs Wiam mis ik. De laatste tijd konden we het goed vinden met elkaar. 'Luister, ik verveel me, mag ik nu gaan?' vraag ik, maar ik weet dat het dom is want hij gaat me echt niet laten gaan. 'Wat was hij voor persoon?' vraagt mijn halfbroer opeens. Aan zijn ogen zie ik dat hij er het heel moeilijk mee heeft. Zal ik gewoon normaal antwoorden? 'Hij was de beste vader die je je ooit kunt wensen', antwoord ik. Mijn halfbroer knikt. 'En alles heeft zo zijn redenen. Waarom ben je eigenlijk niet kwaad op je moeder?' vraag ik. 'Omdat ze is gestorven in een auto ongeluk', antwoordt mijn halfbroer. Met open mond blijf ik hem aanstaren. 'Niet dat ons vader er van weet', voegt hij eraan toe. Opeens komt mijn halfbroer naar me toe. Hij maakt me los en knikt naar de deur. 'Je kunt gaan', zegt hij. Ik blijf roerloos staan. Hij meent het. Eigenlijk zou ik heel boos op hem moeten zijn, want hij heeft mijn ouders vermoord, maar de medelijden is groter. 'Weet je, eigenlijk heb ik nooit echt een familie gehad', geef ik toe. Mijn halfbroer kijkt me aan. 'Ik zou je graag leren kennen.' Maar ik zie dat hij me niet gelooft. 'Als je wilt, kun je bij mij wonen', zegt mijn halfbroer voorzichtig. Ik knik. 'Dat zou leuk zijn', zeg ik. Iedereen heeft fouten gemaakt, hij een hele grote fout, maar als Allah hem kan vergeven, waarom ik dan niet? Opeens komt mijn halfbroer op me af en omhelst me strak. Ik voel dat hij huilt in mijn haar. 'Het spijt me zooi, sorry sorry sorry', zegt hij al huilend. De tranen springen ook in mijn ogen. Sterk blijven Dounia. We laten elkaar na een tijd los en hij veegt zijn tranen af. 'Eerst je tante alles uitleggen', zegt hij. 'Maar niet alles, ze mogen je niet opsluiten', zeg ik. Mijn halfbroer glimlacht dankbaar. 'Mijn naam is trouwens Aziz', zegt hij. Dus ik heb een broer met de naam Aziz.

Na een paar uur zijn we eindelijk bij het huis van mijn tante. Ik klop aan en mijn tante doet de deur open. Als ze me ziet, springt ze op me af huilend. 'Het gaat goed met me, maak je je geen zorgen', zeg ik.

Binnen zie ik Nasser. Nee, hij is echt de laatste persoon die ik wil zien. Hij wilt naar me toe rennen, maar ik hou hem tegen. 'Wat doe jij hier?' vraag ik bot. 'We zochten jou, we hebben alles gedaan en', zegt Nasser maar ik onderbreek hem. 'Met mij gaat het prima, ik heb mijn broer gezien, ik wil jullie allemaal voorstellen aan Aziz', zeg ik en Aziz knikt verlegen naar iedereen. 'Ik ga bij hem wonen, ik heb jullie genoeg last bezorgd, maar geloof me, ik kom wel op bezoek', zeg ik. Mijn tante omhelst me net als Wiam. 'Wil je me helpen met pakken?' vraag ik en Wiam knikt.

In mijn kamer pak ik al mijn kleren en doe ze weer in mijn koffers. 'Ik heb denk ik meer koffers nodig', zeg ik lachend. Wiam lacht ook. 'Raar dat ik dit zeg, maar ik ga je echt missen', zegt ze. Ik knik. 'Ik jou ook' Na een tijd zijn we klaar en lopen we terug naar de woonkamer. 'Dounia, ik weet dat ik je niet geloofde en sorry ervoor maar', begint Nasser maar ik heb niet de intentie om verder te luisteren. 'Beslama, gelti', zeg ik tegen mijn tante en omhels haar nog eens goed. Dan loop ik met Aziz naar zijn auto.

Volgende ochtend ben ik verrast als ik andere muren zie, dan degene die ik gewoon ben. Maar dan besef ik weer waar ik ben. En dat ik te laat op school ga komen. Snel kleed ik me om en ren naar de keuken. Daar zie ik een briefje van Aziz.

Ben gaan werken, Aziz

Ik knik en maak dan iets te eten. Op school komt Raisa naar me toe. Ze heeft tranen in haar ogen. Er is toch niks gebeurd met Nasser??!! Niet dat het me wat kan schelen dan. 'Wat is er??' vraag ik. 'Zakaria', zegt ze huilend. Oh nee, wat is er met hem?? 'Raisa, rustig, wat is er met Zakaria?' vraag ik. 'Hij is in het ziekenhuis', zegt ze en huilend valt ze in mijn armen. Watt?? Zakaria in het ziekenhuis??? 'We gaan naar hem toe', zeg ik snel en in paniek. Raisa vindt het blijkbaar een goed idee en volgt me naar de bushalte. In het ziekenhuis zegt Raisa dat ze weet in welke kamer. We lopen ernaar toe en via het glas zie ik Zakaria. Hij ziet er helemaal kwetsbaar uit en kapot. 'Ongeluk', verklaart ze. De tranen springen in mijn ogen. Oh, Zakaria, wat was je bezig?? 'Bent u Dounia?' vraagt een dokter achter me. Ik knik. Hoe weet hij dat? 'Agenten hebben deze brief in de auto van Zakaria gevonden, blijkbaar was hij op weg naar u', vertelt de dokter. Hij geeft me de brief. Ik werp nog een laatste blik op Zakaria en begin dan te lezen.

Brieg:

Heyy, Dounia. Ik wou beginnen met Liefste, maar dat is niet echt ons ding. Je bent echt geweldig wist je dat al? Telkens wanneer ik je zie innde klas, is mijn hele dag al gemaakt. Wat ik je wil zeggen is dat er niemand me zoo gelukkig heeft gemaakt. Zelfs mijn domme broer rayan vindt dat. Mijn moeder zegt dat ik niet met iemands gevoelens mag spelen en pas moet zeggen wanneer ik echt serieuze plannen heb. Wat ik eigenlijk altijd al heb gehad, als ik er nu aan denk. We zijn jong, ik weet het, maar mijn liefde voor jou lijkt wel eeuwenoud. Ik hou van je Dounia, ook al weet ik dat een ander je hart al heeft gestolen. Misschien had ik eerder moeten zijn met het op te biechten, misschien had we dan een kans gemaakt. Mijn hart breekt, Dounia, letterlijk elke keer dat ik je met Nasser zie. Maar dan zie ik die speciale glimlach en denk ik: ze verdient het om gelukkig te zijn. Na deze brief te hebben geschreven kom ik naar je toe. Je bent speciaal en kan nu al niet wachten om je weer te zien. Dounia, voor wie je ook kiest, weet dat ik van je hou. Met heel mijn hart en je keuze zal ik altijd accepteren.

Liefst, Zakaria

Met tranen in mijn ogen heb ik deze brief gelezen. Zakaria die iets voor me voelde??? Waarom heb ik dat niet eerder gezien??! Ik voel me zo stommm!! 'Ik wil naar hem toe', zeg ik snikkend tegen de dokter. Raisa zegt dat ze even gaat zitten en me even alleen met hem laat. Met knikkende knieën loop ik naar binnen. Mijn ogen zijn rood en opgezwollen, maar Zakaria is er veel slechter aan toe. Ik ga zitten en pak zijn hand. Via de monitor zie ik dat zijn hart het nog doet. 'Oh Zakaria', zeg ik zacht en de tranen glijden weer over mijn wangen. 'Ik had het moeten zien', zeg ik. 'Ik ben zo stom en blind geweest', vervolg ik en bij elk woord, glijd er een traan naar beneden. 'Ik hou ook van jou' zeg ik dan als ik al mijn moed heb verzameld. Opeens hoor ik een bieebbb geluid en kijk naar de monitor. Zijn hart.. Dokters stormen de kamer binnen en duwen me aan de kant. Met tranen in mijn ogen kijk ik toe hoe de dokters Zakarias leven willen redden, maar dan stoppen ze. 'Het is goed , meisje. Hij komt bij', zegt de dokter en huilend laat ik me vallen. Hij heeft het gered! Zakaria heeft het gered... Ik had moeten inzien hoeveel moeite hij altijd voor me had gedaan. Ik had moeten inzien dat hij van me hield. En toch zag ik het niet. En nu ik dit wist, zou ik er iets mee doen. Want al bij al.. hield ik ook van Zakaria. 

De dokters verlaten de kamer en ik besef dat ik alleen ben met Zakaria. Hij opent met moeite zijn ogen. "Hé", zeg ik zacht. Ik twijfel of ik zijn hand moet vastpakken. Ik twijfel, maar doe het toch, want ik was hem al bijna één keer kwijt geraakt. Ik kon hem nu niet twee keer verliezen. "Ik heb je brief gelezen", zeg ik zacht. Hij kijkt naar onze handen. 

"Ik kies voor jou, Zakaria."

Het GeheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu