Hoofdstuk 26 (sjoerd)

14 3 0
                                    

Mijn droom gaat over een weiland en mij, mijn vrienden en familie zoals de            meesten. Een helder blauwe lucht met een snikhete zon en in de verte een enorme berg waar afgrijselijk veel rook uit komt. We picknicken in het weiland, we zijn veilig en gelukkig. Tot er een enorm geluid opstelt en er ineens een moordende modderstroom terecht komt, en iedereen is in een klap dood inclusief mijzelf.

Ik hap ineens naar adem en mijn handen schieten ineens naar mijn borst en probeer me bewust te worden van mijn omgeving, er gaat een enorm geluid af door de Arena. De Arena... Dat is waar ik ben, ik sla mijn deken weg en probeer op te staan maar mijn voeten zijn zo moe dat niks me lukt.

"Hoelang ben ik in vredesnaam weg geweest?" En wat is er gebeurt waardoor ik niks meer weet over hoe ik hier kwam.

Het eerste waar ik aan denk zijn Rif Brice en Selen en ik begin meteen hun namen te roepen maar het enige wat ik hoor is het geluid van stromend water en dat klopt, wanneer ik me omdraai zie ik een enorme rivier met een enorme stroming van water.

Zijn mijn vrienden dood? Of is ons bondgenootschap opgeheven? Allerlei theorieën spoken door mijn hoofd en zelfs de allergekste.

Nadat ik mezelf heb geprobeerd te kalmeren merk ik dat mijn lichaam op gang begint te komen, rustig sta ik op met een lelijke pijn in mijn been en rug.

Er gaat een flits door me heen van mezelf en een mes die mijn rug in boort, een blond meisje gooide hem, nog een flits raast voor mijn ogen en dat zijn de helder blauwe ogen van Rif die me vriendelijk aankijken of zelfs verliefd.

'Rif, Rif, Rif' ik herhaal haar naam duizend meer maar ik weet niet waar ze is.

Al snel word de dodelijke stilte verbroken door een enorm gerommel, een beangstigend gerommel alsof er een aardbeving begint. Maar dat doet het niet, ik hoor kreten in de verte. Angstige kreten. En ik herken ze meteen: Selen en Brice.

Ik zet mijn benen in beweging en ik sta meteen op en begin te rennen richting de kreten van mijn vrienden. Ik roep terug en meteen valt er een stilte, zijn ze bang? Of dood. Ik raak meteen in paniek wanneer er twee kanonschoten afgaan en begin ik zo hard te rennen als ik kan.

"Selen roept mijn naam en ze klinkt nogal verbaasd" Selen? Roep ik terug. Ik zie een rennende verschijning en meteen hangt er een persoon aan mijn hals, er gaat een steek over in mijn rug en ik duw haar van me af.

Selen roep ik. Ik pak haar weer vast en sla mijn armen om haar middel, Selen.
'Sjoerd'
'Je leeft, je leeft en je bent gewoon wakker'
'Ik leef' zeg ik
'Wanneer werd je wakker?' Vraagt ze
'Een half uurtje geleden, denk ik.
'We moeten rennen' zegt ze beangstigend.

Er komt een enorme modderstroom aan die de hele Arena opslokt zegt Brice zacht. 'Ik ben blij dat je wakker bent maatje'

Selen gooit iets naar me toe en ik vang het in een reflex op, en het is mijn ijzeren boog. Al snel hangt ze de pijlenkoker om mijn schouder en bedank ik haar. Het voelt goed mijn boog weer in mijn hand te hebben.

Sjoerd, we praten straks, we denken straks maar het enige waar we ons nu mee bezig moeten houden is vluchten.

Selen rent weg en Brice wil haar achterna gaan maar ik stop hem en probeer met mijn stem boven het gerommel uit te komen. 'Waar is Rif?'
Hij zwijgt en praat verder: ze is Mex gaan zoeken, voor jou. Ze is Mex gaan zoeken.

Hij sleurt me mee en ik bedenk dat Rif misschien wel dood is, dood.

Ik begin te rennen en te rennen. Ik spring over takken lianen en boomstammen, ik struikel af en toe maar ik ren door. Ik voel pijnlijke planten langs mijn huis scheuren en ik doe mijn mouwen weer naar beneden.

We komen aan op een grote open plek, met een rivier die ons omsingeld, een rivier waar je niet over heen kunt en het enige wat we kunnen is terug gaan alleen terug is de modderstroom.

We raken allemaal in paniek. En dan wijst Brice naar een enorme boom die half over de rivier hangt. We denken allemaal hetzelfde en beginnen te rennen naar de enorme boom.

Brice klimt als eerst, en komt moeizaam de boom in terwijl Selen snel de boom in klautert en ze doet me denken aan een soort klim aapje. Terwijl Selen de boom door slingert zo hoog als ze kan blijf ik nog even staan. Ik voel een soort wind aankomen, een harde wind en de lucht word als maar donkerder. De modderstroom is niet ver weg maar het enige waar ik aan denk is Rif.

Ik geef de moed op en ik weet dat er nog weinig tributen zijn, de meesten zitten nu veilig en Rif zit misschien ook wel veilig of ze sterft.

Ik zet mijn voet op een van de takken en klim makkelijk de boom in, makkelijk slinger ik de boom in net als Selen maar ik wacht wanneer ik 3 meter van de grond vandaan ben.

'Sjoerd, kom omhoog, de modderstroom zal alles opslokken!!' Zeggen Brice en Selen.
Ik wacht nog steeds. En daar heel erg in de verte zie ik de modderstroom de bomen omkappen, en de natuur doden.

SJOERD, gilt Selen. Je moet nu komen!!'

Maar ik luister niet. De modderstroom komt steeds dichterbij en het wachten is net waard, ik gooi mijn boog naar Selen die hem makkelijk vangt en ik staar naar een bewegend wezen.

Daar roep ik! Daar zie ik het stoerste en mooiste meisje in de wereld sprintend met Meggy in haar handen in haar armen, Meggy lijkt gewond maar ze is wakker. Rif heeft het moeilijk maar ze leeft. Rif leeft

De 89e hongerspelen: The RevolutionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu