Hoofdstuk 23; vier naar beneden, en dan acht opzij

60 6 3
                                    


Ik zette het tempo er flink in, en lette niet op alle schaduwen die om me heen dansten. De lucht was inktzwart, en er was geen ster te zien. Ergens was dit heel voordelig, want het meisje met haar dikke jas viel niemand op.

Ik trok mijn capuchon nog iets verder over mijn hoofd en ontweek een plas. De sneeuw was gesmolten, en had een vieze, natte, grijze brei achtergelaten. Het water spatte langs mijn laarzen omhoog.

Ik miste Jake.

Ik zou het nooit hardop willen toegeven, maar Jake was de enige die nog een glimlach op mijn gezicht wist te toveren. Het was koud, mijn geweer gloeide tegen mijn huid en het was donker. Ik was bang, en ik kon die nacht dat Talea doodging maar niet uit mijn hoofd zetten. Jake had geweten wat hij moest zeggen om ergens anders aan te denken.

Ik vraag me af waarom hij niet mee mocht.

Ik zuchtte diep. Oké, mijn eerste missie alleen. Ik kan dit. Geen probleem. Ik ga gewoon naar die flat en ben er zo weer weg. Niemand zal wat van me merken.

De deuren van de flat gingen uit zichzelf open, en ik kneep mijn ogen samen tegen het felle licht. Er was gelukkig niemand. Ik kon zo door naar boven lopen. 

Ik besloot de trap te nemen en begon aan de klim. In liften hingen geloof ik altijd camera's, en ik had liever niet dat mensen wisten dat ik hier was geweest. 

Ik was nog steeds niemand tegen gekomen. Best logisch, eigenlijk. Ik zat nu ook liever in mijn appartement, als ik er een zou hebben. 

Toen ik bij de bovenste verdieping was aangekomen ging ik op zoek naar een gesloten deur. Kaj had gezegd dat er een trap naar het dak was, maar die was natuurlijk niet vrij toegankelijk. Ik zou sowieso een slot open moeten breken.

Ik pakte mijn speciale sleutelbos en stak de eerste sleutel in het slot. Er klonk een zachte klik, en mijn wenkbrauwen schoten verbaasd omhoog.

Wauw. Goed gegokt. Wat een geluk.

Ik wilde net de deur open duwen toen ik hoorde dat de lift openging. Bevroren bleef ik staan.

Hoe moest ik hier weg?

Ik gooide snel de deur open en deed hem aan de andere kant weer dicht.

Het was echt kantje boord. Precies op hetzelfde moment als dat de deur dichtviel, zag ik een man uit de lift stappen. Mijn adem stokte toen ik een glimp van een uniform opmerkte.

Ze hebben me gevonden. Nu ga ik eraan.

"Dat is vreemd." 

Mijn hart bonsde in mijn keel toen de voetstappen van de man stopten. Ik kneep mijn ogen dicht en bereidde me voor op de ontdekking.

Dit was het dan.

"Ik weet het, deze zaak is onverklaarbaar, maar we komen er wel uit. Ik ben trouwens bijna thuis, ik ga ophangen. Bedankt voor de informatie." 

De voetstappen van de man stierven weg, en ik zuchtte vol opluchting. 

Ik was niet ontdekt. Ik leefde nog. Alles was oké.

Maar het was nog niet afgelopen.

Ik liep de trap op en duwde de deur bovenaan open. Hij protesteerde zachtjes, en ik kromp ineen bij het horen van het piepende geluid. Ik hoopte maar dat er niemand was die het had gehoord, anders had ik echt een probleem. 

De wind schuurde langs mijn gezicht. Het was een koude nacht, maar ergens voelde het wel goed om 's nachts buiten te zijn. Als ik er nou echt van had kunnen genieten... Maar nee, ik hier om iemand te vermoorden.

Er kwam een pijnlijk gevoel in mijn buik opzetten toen ik bij de rand van het dak door mijn knieën zakte. Alles ging goed tot nu toe; ik was ongezien op het dak gekomen, met al mijn spullen toch bij me. En nu moest ik de opdracht ook echt gaan uitvoeren.

Een meisje vermoorden dat een paar jaar jonger was dan ik.

Mijn handen trilden weer toen ik het geweer klaarmaakte en een kogel erin stopte. Ik kneep een oog dicht en gluurde door het vizier. Vier naar beneden, acht opzij. Mijn hart ging wild tekeer toen ik scherp stelde op een silhouet achter het gordijn. Ze leek achter een laptop te zitten, het enige licht kwam van haar witte scherm. Ze had haar haar in een paardenstaart gebonden. Ik legde mijn vinger op de trekker.

 Death inspires me like a dog inspires a rabbit.  

De gedachte aan een zin uit HeavyDirtySoul van Twenty One Pilots schoot opeens door mijn hoofd. Ik weet niet waarom, ergens leek het wel bij het moment te passen. Of eigenlijk totaal niet. Misschien daarom juist.

Ik ben niet het konijn. Ik ben de hond.

Wat een vreemde, totaal niet grappige beeldspraak is dit.

Het zal wel door de zenuwen komen.

Ik haalde diep adem en bereidde me voor om te gaan schieten. Ik voelde mijn emoties bevriezen, en ik besefte me opeens dat ik  er minder mee zat dan zou moeten.

Ik haalde de trekker over.


"Waarom heb je haar alleen op missie gestuurd?"

De man keek geïrriteerd op van zijn scherm. Brutaal zette de jongen nog een stap naar voren.

"Ik wil antwoord."

"Weet je Jake, de paus heeft aangeboden om een tiental jongeren in zijn paleis te laten verblijven. Voor wel twee maanden, wat genereus van hem. Misschien moeten we daar ook wat mensen van ons tussen zetten."

De man was even stil, en koos zijn volgende woorden zorgvuldig.

"Ze moeten wel goed genoeg zijn, als je begrijpt wat ik bedoel." 

De jongen voelde het bloed uit zijn wangen wegtrekken.

"Dit is een test."

De man knikte tevreden.

"Wat ben je toch een slimme jongen."

"Waarom test je alleen haar? Waarom mocht ik niet mee?" 

"Ach, testen, testen... Diana is hier nog niet zo lang. Ik zou het meer iets noemen waarmee ze zichzelf kan bewijzen."

"Dat overleeft ze nooit!"

Hij hield zijn hoofd even schuin, zich niets aantrekkend van de wanhopige toon waarop de jongen dat gezegd had.

"Dat," zei hij, terwijl een van zijn mondhoeken omhoog krulde, "hangt volledig van haar af."


-----------------

O, nee.


The RewriterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu