Heeeeeey mensen hier weer een stukje;)
Als ik wat meer lezers heb ga ik wat vaker uploaden, dat beloof ik(oke ik weet nu al dat ik me daar niet aan kan houden ik ga niks beloven)ik kan mezelf er nu alleen nog niet echt toe zetten om vaak te gaan schrijven.
Gaat vast vanzelf weer over(let's be optimistic)
X Anna
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Now way dat ik ook maar een vinger uit zal steken voor die gestoorde psychopaat. Ik bedoel, besef even dit.
Hij. Heeft. Mij. Ontvoerd.
Gesnapt? Hij heeft mij in één ruk uit mijn leven gehaald.
Dus nee.
Ik ga hem niet helpen.
Ik staarde vol afgrijzen naar het scherm. Wat denkt die gozer allemaal? Hé, jij, laat ik jou eens even zomaar meenemen, in een donker hok stoppen, een ontplofbare band om je enkel doen, zodat je daarna gezellig doet wat ik zeg?
Oké. Ergens heeft hij wel een punt.
Dat ding is tenslotte explosief.
Een rilling trok over mijn rug, toen ik me bedacht dat hij mijn leven zou kunnen beëindigen. Blijkbaar had hij mijn andere houding opgemerkt, want ik kreeg weer een berichtje.
Overtuigd?
Ik schudde mijn hoofd. Nee. Nee, hij kan me niet dwingen. Ook al ben ik doodsbang, ik denk dat ik liever sterf dan dat ik ergens toe gedwongen wordt.
Na die tijd heeft hij niet meer gereageerd.
Ik weet niet wat ik had verwacht. Dat hij weer zou dreigen? Of dat hij naar binnen zou stormen om me eens even te laten voelen hoe het zit? Wie niet horen wil moet voelen, hoor ik mensen wel eens zeggen. Maar hij doet niks. Helemaal niks. Noppes. Nada. Nadat ik geweigerd heb, heeft hij niet meer geprobeerd me te overtuigen. Ik ben al superlang alleen, en ik word zo langzamerhand gek. Ik wil niet alleen zijn, ookal betekent dat dat ik berichtjes krijg van een gestoorde gek die me ontvoerd heeft. Ik kan zoveel schreeuwen als ik wil, maar hij reageert voor geen meter.
Ik haat alleen zijn.
Ik haat deze ruimte, het donker, de koude betonnen muren, de koude grond, de koude lucht, deze hele situatie. Ik wil niet opgesloten zitten. Ik ben een persoon die vrijheid moet hebben. Ik ben echt bang dat ik anders gek word. Ik zet mijn nagels in mijn handpalmen, zorgend dat ik me op iets anders concentreer, maar het verandert niets aan de situatie. De pijn brengt geen verlichting, het enige wat het brengt is pijn. Mijn handen worden bloederig, maar ik blijf doorgaan. Ik moet bij de werkelijkheid blijven.
Ik haat alleen zijn.
Ik begin te turven. Ik tel, en elke keer als er een kwartier voorbij is zet ik een streepje op de muur. Of nouja, ik kras op de muur. Ik wil koste wat het kost voorkomen dat ik mijn grip op de realiteit verlies.
Ik heb al negentien streepjes.
Mijn maag knorde. Ik had honger. Ik had nooit echt honger gehad, hoogstens trek Ik heb wel altijd zin in eten, maar nooit zo dat ik er buikpijn van krijg. In het normale leven kun je in ieder geval één keer in twee uur eten. Nu is er niks in de buurt om mijn maag mee te vullen.
Ik begon te dagdromen over allerlei verschillende soorten toetjes, grote stukken vlees, patat met een frikandel speciaal, pannenkoeken... Ik zou nu zelfs macaroni kunnen eten. Bah, wat heb ik toch een hekel aan macaroni.
Ik kreeg zo'n honger dat ik de psycho vroeg of hij eten wou brengen, ik wist dat hier apparatuur hing en dat hij al mijn handelingen kon volgen.
Zoals ik al had kunnen weten, geen reactie.
Ik kreeg buikpijn, en ik probeerde te gaan slapen om de boel te vergeten. Misschien kon ik slapen om weer op krachten te komen.
Ik kon niet slapen.
Vanaf dat moment begonnen de herinneringen.
"Hé, waar denk je aan?"
Hij schoof een lok haar uit mijn gezicht, wat de vlinders in mijn buik liet opstuiven. Ieuwww, oké, normaal ben ik niet zo'n muts, zo'n drama-queen, zo'n tot over d'r oren verliefde theepoot waar stoom uitkomt, maar bij hem... Ik moest ermee ophouden. Het zou alleen nog maar meer verdriet brengen.
Ik grijnsde. "Bij jou natuurlijk." zei ik, met mijn liefste glimlachje.
Oké, dat was gelogen. Ik kon nergens anders meer aan denken dan aan háár, die stomme, lelijke, arrogante- Je snapt me wel. Het meisje dat mijn vriendje had ingepikt. Ook al was het maar een halve minuut geweest, het bleef zich voor mijn ogen afspelen. Ik moest het hem gaan zeggen, voordat het eeuwen geleden is, en ik er nog steeds mee rondloop terwijl hij het vergeten is. Ik schoof een stukje opzij, weg van hem.
"Luuc? Ik wil even ergens over praten."
Ik herinnerde me zijn blik, die verstarde, gevolgd door ongeloof, verdriet en tenslotte pijn.
Diezelfde blik die ik zag bij Tygo, Ryan, Mason, Cas...
Die blik die ook ook bij mezelf had gezien.
"Mam? Ik ben er weer?!" Ik liep naar binnen, en daar zat ze. Op de bank, in tranen, met een foto van papa. Ik ging zuchtend naast haar zitten, en pakte de foto voorzichtig uit haar handen.
"Mam, we moeten avondeten." Ik slikte mijn tranen weg toen ik haar vlekkerige gezicht zag. Ze opende haar mond om wat te gaan zeggen.
Ik herinnerde me de zin die ze zei, de zin, over mijn zus, mijn vader en ik, waardoor ik de hele avond zat te huilen op mijn kamer.
"Als jij verongelukt was in plaats van Talea was dit nooit gebeurd"
Ik kon nog steeds niet geloven dat ze dat ooit gezegd had.
"Papa, papa kijk eens hoe hoog ik ga, papa!" Ik gilde het uit van plezier, terwijl de schommel hoger en hoger ging.
Ik keek naar mijn vader, en zag dat hij niet luisterde. Hij was aan het bellen, en zo te zien was het geen leuk gesprek. Na een tijdje hing hij gefrustreerd op en liep naar me toe.
"Talea ligt in een ziekenhuis in Venetië. Ze heeft een ongeluk gehad, ik ga erheen. Mama zal hier op je passen."
Als ik toen gewoon veilig was verongelukt in de buurt van ons huis, in plaats van Talea in Europa, had mijn vader nooit die vlucht hoeven nemen.
Ik was zo in gedachten verzonken dat ik niet merkte dat er eten was verschenen. Eten, drinken en een emmer. Ik had geen idee hoe het hier gekomen was. Het kon me ook niets meer schelen. Een machteloos gevoel had zich door mijn geest verweven. Ik voelde me doodop, alsof ik vier marathons achter elkaar had gelopen. Ik had eerst nog zo'n honger gehad, maar nu zou ik het liefst voor eeuwig slapen.
Ik denk dat mijn moeder me niet eens mist.
Langzaam begon ik me het te beseffen. Het kroop bij me naar binnen als vergif, de gedachte grifte zich op mijn netvlies. Allebei dood. Dood, en dat nam mijn moeder me kwalijk. Ik weet niet waarom, maar ik weet wel dat het zo is. Dáárom bleef ze altijd zo lang mogelijk werken. Deed ze alsof ik lucht was. Daarom waren onze gesprekken nooit meer geweest dan het wisselen van beleefdheden.
Ik zakte op de grond en en staarde voor me uit. Het kon me ook niets meer schelen. Ik kan hier net zo goed doodgaan op de vloer.
Ik schrok op toen er een luik boven me open werd gegooid. Een jongen van mijn leeftijd daalde van de ladder. Ik kroop wantrouwig een stukje achteruit, Maar de jongen bleef nonchalant staan.
"Eet je eten op. We gaan aan het werk."
JE LEEST
The Rewriter
Bí ẩn / Giật gânGa je nog eten?" vroeg hij, en hij keek me voor het eerst echt aan. Ik schrok van de blik in zijn ogen. Zijn grijze ogen staren leeg de ruimte in, alsof.. Alsof.. Ik weet niet, het lijkt wel de blik die ik zag bij.. Al die mensen. Mijn ex-vriendjes...