23

247 15 1
                                    

Licht. Licht. Licht in de duisternis. Het zal er altijd zijn, maar soms moet je er goed naar zoeken. Het enige wat ik kon zien wat duisternis. Donkere, koude duisternis. Het omhelsde mijn lichaam, mijn geest, mijn ziel. Ik perste mijn lippen op elkaar. Er moest toch licht zijn? Licht aan het eind van de tunnel? Ik opende mijn ogen en zag een jongensgezicht. Sebastian. Ineens scheen er een bundel licht in de duisternis. Sebastian boog zich over me heen en tilde me op. Ik sloeg mijn armen om zijn nek en legde mijn hoofd tegen zijn gespierde borst. Ik voelde het bekende kloppen van zijn hart. Sebastian liep naar het licht toe. 'Als we gaan, gaan we samen.' Fluisterde hij in mijn oor.

Met een hevig bonzend hart werd ik wakker. Ik hapte naar adem en krabbelde snel overeind. Maar het kon niet, ik zat vast. Agatha zat bovenop me. Ze had mijn polsen vast en pinde ze tegen de grond. Ik probeerde me uit haar greep te wurmen. Ik was te zwak. Ik haalde oppervlakkig adem en keek haar met halfopen ogen aan. Agatha liet mijn polsen los en richtte haar zwaard op mijn hart. Ik sloot mijn ogen, klaar voor de dood. Ineens voelde ik het gewicht van mijn lichaam gaan. Ik opende mijn ogen en keek recht in die van Sebastian. Agatha lag dood naast me. Haar zwarte shirt was doorweekt van het bloed. Sebastian hielp me overeind. Ik sloeg mijn armen om hem heen. Hij rook naar bloed en vuur. Vuur. Ik keek over zijn schouder naar het Turium. Het vuur brandde het prachtige gebouw kapot. Vlammen likten aan de lucht. Ineens voelde ik Sebastian's lichaam verslappen. Hij hapte naar adem. Een steek ging door mijn buik. Ik voelde de adem die me afgenomen werd ontsnappen. Happend naar adem liet ik Sebastian los. Mijn handen grepen naar mijn buik. Sebastian viel op de grond. Toen kwam ze tevoorschijn. Agatha. Ze was niet dood. Ze hield haar zwaard triomfantelijk in de lucht. Ik voelde mijn benen onder me wegglijden. Ik viel naast Sebastian op de stenen grond. In een klap drukte de grond mijn longen leeg. Happend naar adem draaide ik mijn hoofd. Sebastian bracht zijn trillende hand naar de mijne en verstrengelde zijn vingers met de mijne. 'Als we gaan, gaan we samen.' Zei hij. Ik knikte en voelde mijn laatste adem ontsnappen.

Ik zag alles voor me, razendsnel. Mijn moeder, Mike, mijn vader, Jonathan, Sebastian. Mijn leven flitste aan me voorbij. 

Ik lag in een bed, een groot hemelbed met witte lakens. Sebastian lag naast me. Hij had een arm om mijn middel geslagen. Ik kroop tegen hem aan en legde mijn hoofd tegen zijn borst. 'Ik hou van je.' Fluisterde ik. Sebastian antwoordde zonder te antwoordden. 'Ik ook van jou.' 

Ik liep de keuken binnen. De bekende geur van ei en bacon drong mijn neus binnen. Mijn moeder stond vrolijk achter het fornuis te koken. Ik ging aan tafel zitten. Mijn moeder liep naar me toe en schepte het eten op mijn bord. Ik nam een hap en vertelde haar ondertussen over mijn dag op school.

Mike greep me bij mijn middel en rende met mij in zijn armen door de tuin. De wind speelde met mijn haren en ik gilde van plezier. Mike zette me neer en knielde in het gras. Hij plukte een klein roze bloemetje en stopte hem in mijn haar. Ik glimlachte en knuffelde hem. Zijn warme armen sloten zich om me.

Gillend rende ik door het bos. Jonathan kreeg me te pakken en haalde me neer. Hij klom bovenop me en kietelde me. Ik gilde en sloeg om me heen. Ik rolde me uit Jonathan's greep en keek hem uitdagend aan. Jonathan sprong naar voren en greep me vast. Hij tilde me over zijn schouder. Ik lachte en sloeg met mijn vuisten op zijn rug.

Ik liep hand in hand met Sebastian naar huis. We waren verhuisd naar een huisje aan de rand van Mura. Het was een vrolijk huisje met een breed balkon. Op het balkon stonden mijn ouders. Mijn vader had zijn armen om de middel van mijn moeder geslagen en kuste haar in haar nek. Mijn moeder giechelde. Ze droeg een witte jurk met prachtige lichtblauwe accenten, de kleuren van Mura. Ze leken gelukkig. Sebastian kneep in mijn hand. Er glinsterde een ring om zijn vinger. Ik zag een vrouwelijke versie om mijn vinger zitten. Sebastian trok me naar zich toe en zoende me. Ik haalde mij haren door zijn haren en keek hem verlangend aan toen hij zich van me losmaakte. 'Ik ben zo blij dat ik je nu mijn vrouw mag noemen.' Zei hij zachtjes. Ik lachte en streelde zijn kaaklijn. 

Hoestend werd ik wakker. Happend naar adem kwam mijn hart op gang. Ik voelde twee stevige armen om me heen slaan. Sebastian. Ik voelde tranen over mijn wangen glijden en greep zijn shirt vast. 'Je leeft, je leeft nog.' Snikte ik. Ik voelde Sebastian's lichaam schokken. 'Ik dacht dat je dood was.' Snikte Sebastian. Ik kneep zijn shirt samen. Hij leefde nog. Ik leefde nog. 

Bitten by an Alpha #2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu