Destiny op de afbeelding.
Pov. SophieDie ochtend was het chaos. Ik zou die dag op Artkamp gaan, mijn moeder moest werken en we holden beiden gehaast door het huis. Geen tijd voor een gezamenlijk ontbijt. Ik plukte mijn kleren bij elkaar, die verspreid lagen door het huis en propte er zo veel mogelijk in mijn koffer. Toen vulde ik een veel te kleine toilettas met enkele douche- en badproducten, beautyproducten en verzorgingsartikelen. Het resultaat was een uitpuilende toilettas waarvan de rits niet meer dicht kon. In het voorvak propte ik al mijn tekenspullen en mappen. Ondertussen was mijn moeder ook nog eens enkele keren langsgekomen om te vragen of ik weet-ik-veel-wat misschien had zien liggen. Elke keer had ik nee gezegd, ook bij de dingen die ik me vaag wel herinnerde. Toen mijn koffer eindelijk ingepakt was, vloog ik naar beneden om een boterham in mijn mond te proppen en liet mijn koffer toen bonkend de trap af glijden. Terwijl ik mijn jas aantrok gleed ik in mijn schoenen en klemde ondertussen de huissleutel tussen mijn tanden. Mijn moeder propte zich tussen mij en de muur om bij haar schoenen te kunnen, waarbij ze haar werkmap met een doffe klap uit haar handen liet vallen. Ik raapte hem op en overhandigde hem aan haar, en liet toen zelf de sleutel uit mijn mond vallen. Nadat mijn moeder me een kus had gegeven en het huis uit was gerend, keerde de rust pas enigszins terug. Ik stapte richting het kastje in de hal en trok het bovenste laatje open, waar ik een doosje met pillen en een flesje met druppeltjes uit haalde. Medicijnen. Geen genezende medicijnen, dood zou ik toch gaan. Pijnstillers, remmers. Ik liet ze in het voorvak van mijn rugzak glijden, aangezien mijn koffer al vol was. Toen werd ik overspoeld door een golf van misselijkheid en hoofdpijn. Heel voorzichtig, zoals ik had geleerd in het ziekenhuis, zakte ik neer op mijn knieën, sloot mijn ogen en legde mijn vingers tegen mijn slapen. Langzaam oriënteerde ik mezelf, iets wat goed afleidde. Ik ben nu thuis. Voor me is de voordeur. Achter me is de trap, die gaat naar mijn kamer. Mijn kamer is een fijne plek. Ik voel me er veilig. Daar zou ik het liefste sterven.
Een pijnlijke steek schoot van de ene kant van mijn hoofd naar de andere kant, terwijl de onderkant meer kloppend voelde en de pijn naar boven klauwde. Effecten van de andere pillen die ik 's ochtends had geslikt. Verdomme, vergeten in te pakken. Diep ademde ik uit. Naast mijn kamer is mama's kamer. Die is wat donkerder dan die van mij, maar wel gezellig. We hebben allebei een eigen badkamer. De gang loopt voorlangs. Na nog enkele keren diep geïnhaleerd te hebben, stond ik heel langzaam op. Ik stond te trillen op mijn benen en de wereld tolde even. Terwijl ik door mijn buik bleef ademen, sloot ik mijn ogen opnieuw en zocht steun bij het kastje. Hou vol, Sophie.In de bus was de chaos niet veel minder dan die ochtend. Ik had alvast een plekje achterin gezocht, want ik was de eerste. Op Daniëlla na, die voorin met de chauffeur zat te praten. Ik legde mijn voorhoofd tegen het koude glas van het raam en zag een klein groepje tieners aan komen lopen. Fit en opgewonden, hun koffers achter zich aanslepend. Ik herkende de figuren van Mark, Destiny, Myra en Bell. Ze laadden hun koffers in en klommen de bus in. Zodra ze mij zagen zitten, kwamen ze enthousiast naar me toe. Ik herkende hun als het gemengde groepje, dat ik op de eerste dag had gezien. Myra en Bell namen voor mij plaats en daarvoor Mark. Destiny beende op mij af en maakte een tweede slaapzak los van haar koffer. 'Kijk eens aan, prinses,' lachte ze. Dankbaar pakte ik het pakketje aan en bedankte haar hartelijk. Ik schoof de slaapzak onder mijn stoel en keek hoe Destiny plaatsnam naast Mark en hoe ze elkaar vervolgens uitgebreid begonnen af te lebberen. Met een rilling sloeg ik mijn ogen neer en probeerde de smakkende geluiden te negeren. Niet dat ik Destiny nu minder mocht, ze leek me aardig. Die Mark echter beviel me niet. In mijn eigen gedachten verzonken merkte ik helemaal niet dat er op mijn schouder getikt werd. Geschrokken realiseerde ik me dat dat wel eens Jace zou kunnen zijn. Langzaam keek ik op, waarna ik recht in het gezicht van Chris staarde. Hij lachte hartelijk. 'Kan ik daar zitten?' Hij doelde op de lege plaats naast mij. Een golf van teleurstelling trok door me heen, omdat Jace er dan niet kon zitten. In gedachten sloeg ik mezelf voor het hoofd en schreeuwde hard tegen mezelf dat ik Jace moest vergeten. Dus knikte ik, met een glimlach die meer leek op een boer met kiespijn. Chris knikte dankbaar, plofte naast me neer en begon gelijk enthousiast met Myra en Bell te praten. Langzaam stroomden de andere kinderen ook de bus binnen. 'En jij, Sophie?' Zei opeens de stem van Myra. Vragend keken drie paar ogen me aan. Ik voelde hoe het bloed naar mijn hoofd steeg. Chris grinnikte. 'Wat je later wilt worden,' zei Bell vriendelijk en ze keek Chris even boos aan. Sprakeloos hield ik mijn lippen stijf op elkaar. Toen deed ik mijn mond open, maar klapte hem gelijk weer dicht. 'Ik... Ik weet niet,' antwoordde ik beschaamd. Tuurlijk wist ik het niet. Ik zou mijn "toekomst" vermoedelijk nooit meemaken. Met een beetje geluk het begin ervan. De drie anderen hadden gelukkig niks door, knikten begrijpend en vervolgden hun gesprekken.
Niet veel later kwam er een andere jongen de bus binnen. Chris stak vrolijk zijn hand naar hem op en werd teruggegroet. Hij excuseerde zich en besloot om naast de jongen te zitten, die Darren bleek te heten, in plaats van naast mij. Niet dat ik het erg vond. Zo kon ik weer fijn in mijn eigen gedachten verzinken. Net toen ik weer een beetje weg van de wereld raakte, hoorde ik een zachte plof naast me. Geschrokken wilde ik Chris' naam roepen om hem te zeggen dat hij me niet zo moest laten schrikken, totdat ik zag dat het niet Chris was. 'Jace?' Hij knikte lachend. Kuiltjes vormden zich in zijn wangen en mijn hart begon direct sneller te kloppen. Vuurrood wond ik mijn hoofd af en keek naar buiten. 'Is het... Ben je... Zijn we weer oké, na laatste keer?' Vroeg hij twijfelend. Ik dacht terug aan de laatste les en schaamde me ernstig, maar natuurlijk wilde ik dat niet laten merken. 'Ja, het was iets met mezelf, het lag niet aan jou,' antwoordde ik zachtjes en ik draaide mijn hoofd om. Hij keek me recht in mijn ogen aan. Ik voelde hoe ik rode koontjes kreeg maar wendde mijn blik niet af. Het voelde alsof hij door me heen keek. Diep in me zocht naar mijn geheimen en gedachtes. En weet je wat? Ik deed hetzelfde.
Vandaag gewoon weer een hoofdstuk, ik zit vol inspiratie :p xx
JE LEEST
Liefde is een ziekte (voltooid)
Romance~Completed 22 oktober 2016~ (OUD BOEK) N T R O~ "Als je een ding of een plek mocht kiezen waar je "in zou zitten" als geest, welk ding of welke plek zou dat dan zijn?' Vroeg ik. Misschien een rare vraag, maar het voelde als een houvast en een idee d...