~18~

1K 57 7
                                    

Pov. Sophie

'Een geluk bij een ongeluk,' lachte mijn moeder als een boer met kiespijn. Ik lachte vaagjes terug maar keek haar niet aan. Ik wist dat de tranen in haar ogen stonden zonder het te zien. Omdat ik nog maar dertien dagen over had (het was avond en ik was die dag dus met Jace geweest), had mijn school me verlof gegeven voor de laatste twee weken. De laatste twee weken van mijn leven. Leuk was anders. Mijn vrienden en vriendinnen waren daar, maar ik ging natuurlijk geen huiswerk maken of in de lessen zitten als ik een grote kans had om weer een pijnaanval te krijgen. 'Okee, fijn,' fluisterde ik haperend en ik liep de trap op naar mijn kamer. Daar blies ik kleine beetjes lucht uit om het bedrukte gevoel en de tranen weg te drukken. Toen werd er op mijn deur geklopt. Het hoofd van Tristan verscheen, mijn oude buurjongen voordat we vier jaar geleden dit nieuwe huis hadden gekocht. Dat maar een paar blokken verwijderd was van ons oude. Ik zag hem geregeld, maar dit keer was ik extra blij om hem te zijn. 'Tris,' zuchtte ik uit terwijl ik mijn armen uitstak en naar hem toe liep. Hij glimlachte, een verdrietige twinkeling in zijn ogen. Met open armen ontving hij me en aaide liefkozend over mijn hoofd. 'Alles komt goed. Het schijnt niet eens zo slecht te zijn daarboven. Wie weet is er wel een Apple Store,' grapte hij. Het maakte niet uit wat voor een situatie, Tris en zijn humor verlichtten de sfeer elke keer opnieuw. En dit was misschien wel de laatste keer dat ik hem dat zou zien doen. Bij de gedachte klemde ik hem nog steviger vast en drukte mijn hoofd tegen zijn borst. 'Wow, Soph, je plet me,' grinnikte hij en voorzichtig liet hij me los, waarna we samen terug mijn kamer ingingen.

'Al enig idee wat je gaat doen, de laatste dagen?' Ik zag dat hij moeite had met het uitspreken van die woorden, maar liet zijn zin alsnog voor mij zo opgewekt mogelijk klinken. 'Nee, vandaag heb ik wat met Jace gedaan en morgen ga ik met vriendinnen iets doen,' zei ik. Hij knikte begrijpend. 'Is Jace je vriendje?' Vroeg hij. Wij hadden nooit iets voor elkaar gevoeld en zouden dat ook nooit doen. En daar was een reden voor.

Tristan was gay.

'Ja,' antwoordde ik simpelweg en ik knikte erbij terwijl ik onbewust aan mijn armbandje friemelde. We werden even stil. Ik lag op bed, in zijn armen, en we luisterden naar de geluiden van buiten. 'Hoor je dat ook?' Vroeg Tristan plots. Ik haalde mijn hoofd van zijn schouder om te kunnen luisteren. Tok, tok, tok.

Mijn hart sloeg over.

'Tris, ik weet dat dit raar gaat klinken, maar je moet nu de kast in,' siste ik terwijl ik gehaast opstond van het bed en hem aan zijn armen omhoog trok. Verdwaasd zocht hij met zijn ogen naar de kast, maar ik duwde hem er al naartoe. Klop, klop, klop. Ik propte hem tussen mijn kledinghaken vol kleren en legde een vinger op mijn lippen waarna ik met mijn hoofd naar het raam gebaarde. Eindelijk leek hij het te begrijpen, knikte, en sloot zelf de kastdeur. Ik streek mijn kleding glad, snelde naar het raam en haalde de hor eruit. Toen ik het raam opendeed zag ik wie ik verwachtte te zien. 'Jace!' Probeerde ik zo enthousiast mogelijk te zeggen. Hij scheen niks door te hebben, lachte en klom door het open raam naar binnen. Nerveus wierp ik een blik op de kledingkast, waar Tristan zich doodstil hield. 'Hey,' groette Jace. Hij hielp me met de hor en we gingen samen op de rand van het bed zitten, tegenover de kledingkast. 'Ik heb iets gevonden,' mompelde Jace terwijl hij in zijn tas rommelde. Ik kon niets anders dan gluren of je Tristan niet door de spleet van de kastdeur kon zien, maar zo op het oog niet. Toen pas merkte ik dat Jace me al weer aankeek. Hij fronste even, maar overhandigde me daarna een pak papier dat met nietjes in elkaar was geniet. 'In 2012 is er iemand genezen aan jouw ziekte,' zei hij opgewekt. Ik bladerde de papieren even door maar gaf ze al snel weer terug. 'Dat is de virale versie,' Zei ik, mijn ogen neergeslagen. Jace leek even sprakeloos, maar vond toen zijn woorden terug. 'Ik wist niet dat er verschillende versies waren,' zei hij zacht. Ik sloeg een arm om hem heen. 'Ik heb de bacteriële versie... Maar het betekent veel voor me dat je de tijd hebt genomen om het op te zoeken,' zei ik troostend. Hij glimlachte en drukte zijn lippen op de mijne. Eerst ging ik mee in zijn kus, maar Tristan sloop steeds mijn gedachten binnen. Niet omdat ik op hem viel, maar vanwege het idee dat hij dit misschien allemaal moest aanzien als hij toch een gluurgaatje had gevonden. Abrupt verbrak ik onze kussen en duwde Jaces handen van mijn heupen. 'Sorry, ik...,' Ik verstijfde toen ik iets hoorde vallen in de kledingkast. Jace keek ook op en tuurde in de richting ervan. Lachend zonder een greintje humor stond ik op en legde mijn hand op de knop van de deur. 'Er is vast een kledingstuk gevallen,' loog ik. Ik haatte mezelf, het liegen, maar ik kon niet anders. Wat zou Jace wel niet denken. Hij keek mijn richting uit, maar kwam godzijdank niet naast me staan. Ik maakte me zo breed mogelijk zodat hij niet langs me kon turen en pakte zogenaamd een kledingstuk op waarna ik het terug aan de haak hing. Ik spotte Tristans gezicht tussen een zwart rokje en een geruit bloesje en wierp hem een bestraffende blik toe. Hij vormde een sorry met zijn lippen en daarna sloot ik de kastdeur weer. 'Ik denk dat je beter kan gaan. Ik ben moe van vandaag,' zei ik, terwijl ik me overdreven uitgebreid uitrekte en probeerde te gapen. Van zijn stuk gebracht stond hij op en knikte. 'Maar mijn moeder is nog beneden... Kan je via de regenpijp?'

Ik kuste Jace op zijn voorhoofd terwijl hij aan de regenpijp hing en probeerde te negeren hoe ironisch het eruit zag waarna ik het raam sloot. Opgelucht ademde ik uit en liet Tristan uit de kast. Lachend plofte hij op mijn bed neer en veegde het zweet van zijn voorhoofd. 'Dat was close,' merkte hij op, terwijl ik knikkend naast hem kwam zitten en mijn hoofd op zijn schouder legde. 'Ik wist het!' Zei een stem. Met een ruk keken we allebei richting het raam en daar zat Jace. Geruisloos had hij het raam weer opengedaan en was op de vensterbank gaan zitten. 'Verdomme, Sophie!' Ik hoorde de pijn in zijn stem. Hij pakte resoluut de regenpijp weer en keek Tristan vernietigend aan, die snel en rood wegkeek. 'Jace, zo is het niet... Tristan is mijn oude buurjongen en...' Begon ik. '... En je bent eigenlijk gewoon verliefd op hem,' bitste Jace terwijl hij langzaam naar beneden begon te glijden. 'Nee! Jace, hij is g...' Wilde ik weer beginnen. Maar zijn dodelijke bleek legde me het zwijgen op. 'Dag, Sophie,' zei hij koel en afstandelijk, waarna hij op de grond landde en in de nacht verdween.

Liefde is een ziekte (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu