~11~

1K 71 4
                                    

Pov. Sophie

'Jij,' antwoordde hij. Mijn hart sloeg even over, maar ik probeerde er niets van te laten merken. Bovendien was ik niet van plan om al genoegen te nemen met dat antwoord. Ik draaide mijn hoofd een stukje en wachtte op meer, maar hij sloeg zijn ogen al weer neer. Normaliter zou ik het gewoon hebben laten zitten, maar dat kon ik niet. Ik moest het weten, sinds ik gevoelens voor hem had. 'Er is iets, of niet?' Vroeg ik, bijna fluisterend zodat niemand het kon horen. Even zag ik de schrik in zijn ogen en ik bad dat hij niks aan mij zou vragen. 'Ik... Ik kan niet... Nog niet,' begon hij. Ik begreep hem, want ik kon het hem net zo min vertellen. Net toen ik besloot om de conversatie dan maar af te kappen, begon hij weer te praten. Zacht en gecontroleerd. 'Er is ook iets met jou,' fluisterde hij. Iets in me schreeuwde dat ik het hem moest vertellen, maar er was zo veel onduidelijkheid dat ik me er niet toe kon zetten. Onduidelijkheid over wat er met hem aan de hand was. Onduidelijkheid over of hij wist dat ik een ziekte had. Maar vooral: onduidelijkheid over of hij wel hetzelfde voor mij voelde. 'Dat dacht ik al,' snoof hij teleurgesteld. Hij liet mijn middel los en beende de zaal uit. Niet veel later hoorde ik op de achtergrond van de muziek de buitendeur dichtslaan. Niemand scheen het te merken, alleen Myra keek even op. Ze zocht oogcontact met mij, hulpeloos en achtergelaten, en knikte richting de deur. Toen werd ze teder bij haar kin gepakt door haar date en was al haar aandacht weer op iets anders gericht. Met een zucht volgde ik Jace naar buiten.

Ik trof hem aan tegen de muur. Met zijn armen over elkaar geslagen en starend naar de verte. Een bozige blik gleed als een donkere schaduw over zijn gelaat. 'Ga weg,' bromde hij. Zonder een woord ging ik naast hem staan en liet me tegen de muur vallen. Inmiddels had hij al begrepen dat ik niet van plan was om weg te gaan. Er viel een korte stilte. Ik voelde geen woede, meer iets in de richting van begrip en medelijden. Helaas was het overduidelijk dat hij niet hetzelfde voelde. 'Sorry,' stamelde ik ten slotte. 'Ik... Ik kon de onduidelijkheid gewoon niet meer aan.' Jace mompelde wat na mijn woorden, wat ik niet kon verstaan. 'We hoeven het elkaar toch niet te vertellen? Iedereen heeft toch zo zijn... Privé-zaken?' Vroeg hij toen. Ik merkte dat er iets meer kalmte in zijn stem was teruggekeerd. Iets meer begrip. Ik beet op mijn lip en schopte een steentje de duisternis in. De lucht was helder die avond, de sterren fonkelden en lichtten afwisselend op. 'Dat is het probleem nou juist,' verzuchtte ik. 'Mijn privé-zaak is waarschijnlijk... Groter dan de jouwe,' maakte ik mijn zin af en ik had gelijk spijt van mijn woorden. Schuin keek hij me aan, ik zag hoe hij aan zijn witte bloesje friemelde. 'Dat denk ik niet,' antwoordde hij zacht, waarna er opnieuw een stilte viel. Wat was er erger dan zelf te weten dat je dood zou gaan? Ik probeerde me dat voor de geest te halen en zag tegelijkertijd dat ook Jace peinzend naar de grond staarde. 'Waarom wil je het me niet vertellen?' Vroeg hij toen. Abrupt keek ik op en zocht naar de juiste woorden, maar mijn mond klapte steeds dicht wanneer ik eindelijk van plan was ze daadwerkelijk uit te spreken. 'Omdat ik je geen pijn wil doen,' fluisterde ik. Ik voelde hoe de tranen in mijn ogen opwelde en knipperde zo vaak als ik kon terwijl ik mijn hoofd afwendde. Waarom ik? Waarom hij? Waarom wij? Jace moest het gezien hebben, want hij stelde geen vragen meer. Ik wilde dat hij me vasthield, me beschermde tegen de dood en me zou vertellen dat alles goed zou komen. Maar me vasthouden deed hij niet, ik wist niet eens zeker of hij iets me zag, en me vertellen dat alles goed zou komen zou niemand op de wereld kunnen want het was niet zo. De warme avondlucht gaf me lichte ademhalingsproblemen en drukte zwaar op mijn borstkas. 'Verdomme, Sophie.' Ik keek op. Jace stond al die tijd naar me te kijken, zijn ogen waterig. Ik wist niet of dat was om mijn verdiet of om zijn eigen verdriet. 'Snap je dan niet, dat ik je wil helpen? Dat -wat het ook is- we er samen doorheen kunnen komen?' Hij schudde ongelovig zijn hoofd. 'Ja? Als je er zo over denkt, waarom vertel je dan niet wat jij achterhoudt!?' Mijn stem sloeg over en de woede kwam erin naar boven. 'Je weet best waarom niet,' bekte hij terug. Ik lachte zonder een greintje humor. 'Omdat "het niet kan?" En dan verwacht je dat ik het "wel kan?" Wat is er mis met jou?' Ik voelde de tranen alweer omhoog komen, maar mijn boosheid deed ze verdwijnen. 'Met MIJ is er niets mis... Maar er is duidelijk wel iets met JOU mis,' vuurde hij terug.

En dat was de grens.

Mijn hand vloog richting zijn gezicht, klaar om zijn wang te raken. Al mijn woede trok naar mijn vuist. Ik perste mijn ogen samen en liet de draaikolk vanbinnen ontsnappen. Maar voordat ik zijn gezicht raakte, voelde ik een sterke hand om mijn pols sluiten en mijn arm naar beneden duwen. Hijgend zette ik een stap achteruit. Jace's grip werd losser en liet uiteindelijk gaan. 'Die had ik aan zien komen,' zei hij zachtjes en hij keek me fronsend aan. Beschaamd keek ik weg, maar de woede was nog niet verdwenen. En zijn gevoelens duidelijk ook niet, zijn ogen leken vuur te spuwen. 'Ja, er is iets met mij mis, maar je houdt me niet voor de gek. Ik weet dondersgoed dat er net zo goed iets mis is met jou als met mij. En ik zal je eerlijk vertellen dat ik.. Je ook gewoon niet begrijp,' zei ik, Jace recht aankijkend. Hij keek terug, maar niet op een uitdagende manier. Ik wist dat hij luisterde, elk woord in zich opnam en erover nadacht. 'Wat begrijp je niet?' Vroeg hij simpelweg. Ik gooide mijn armen in de lucht en liet ze slapjes langs mijn lichaam vallen. Geïrriteerd, maar vooral hopeloos. 'De onduidelijkheid over jou en mij,' formuleerde ik. Hij knikte even. 'Ja, ik houd je op afstand. Ja, jij houdt mij op afstand. En toch...,' begon ik. 'En toch voelen we ons tot elkaar aangetrokken, wetend dat het niet kan... Allebei voor onze eigen redenen,' vulde hij aan. De vlinders in mijn buik fladderden wild rond. Dus het was wel waar. Hij voelde zich aangetrokken tot mij. Ik probeerde de glimlach te onderdrukken, ik was immers nog boos. 'Maar misschien zitten we fout. Moeten we maar gewoon alles uit het leven halen wat erin zit,' probeerde hij voorzichtig.

Het drong tot me door.

Misschien had hij wel gelijk. Misschien moest ik hem een kans geven. Misschien moest ik van het leven genieten zolang het er nog was. Misschien moest ik het hem vertellen. Misschien zou hij me helpen en steunen, en dan zou dat het zijn geweest. Het leven.

Alsof hij mijn verhelderde blik had gezien, boog hij naar voren zodat hij met zijn lippen bij mijn oor zat. 'Laten we voor nu even doen alsof we geen geheimen voor elkaar hebben,' fluisterde hij. Een fijne rilling liep vanaf mijn nek over mijn rug naar beneden. 'Hoe lang duurt "voor nu"?' Vroeg ik. Ik wist dat hij glimlachte, ook al zag ik hem niet. 'Voor de komende minuut,' antwoordde hij zacht, waarna zijn lippen teder de mijne raakten.

Liefde is een ziekte (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu