~27~

1K 75 16
                                    

Pov. Jace

Het busje bobbelde veel op de zanderige weggetjes, maar ik probeerde niets te laten merken van mijn lichte misselijkheid. Sophie was waarschijnlijk de enige die mijn bedrukte gezicht zag, en streek geruststellend met haar duim over mijn hand. Omringd door bomen snelde het busje over de weg en maakte een scherpe bocht naar rechts. Vlak voordat we weg gingen, en Sophie haar moeder bij het zwembad achterliet, zag ik hoe ze elkaar heftig omhelsden en realiseerde ik me dat ook Sophie's moeder niet wist wanneer haar laatste omhelzing met haar dochter zou zijn. Mocht het toch nog onverwacht misgaan. Sophie had de pijn na het ontbijt kunnen verminderen met pijnstillers en praatte nu voluit met Destiny en Linda, die ook meegingen naar het meertje.

Abrupt kwam het busje tot stilstand en werden we eruit geholpen door de ietwat haastige chauffeur. Hij gaf ons wat instructies in rap Spaans tempo en scheurde toen weer weg. Linda, die half Spaans was, leidde ons langs de bosjes en stopte bij de rand van een klein meertje. Hét meertje. Niet langer dan twintig meter en niet breder dan dertig. Het werd half overkapt door een holle, overhellende rots, waar een dun straaltje water vanaf stroomde. Voor ik er erg in had lagen er al drie meisjes in het water, gierend van het lachen. Voorzichtig liet ik me erbij zakken. Gelijk gleed Sophie in mijn armen en ik zwierde haar in het water in het rond. Ze proestte even toen een flinke slok water haar mond insloop, maar kon de pret daarna weer niet op. We dreven af naar het straaltje water. De druppels kletterden op onze hoofden toen ik haar omhelsde en haar voorzichtig zoende. 'Jace?' Vroeg ze toen. Ik knikte en pakte haar bij haar middel waarna ik haar wegleidde bij het watervalletje en richting een hoek zwom onder een rots. De namiddag was al aangebroken, sinds we vanmorgen al een tijdje in het zwembad hadden gezwommen. De zon scheen precies de verborgen plek onder de rots in. 'Wij gaan erop klimmen, gaan jullie mee?' Riep Destiny enthousiast. Zij en Linda gebaarden naar het gesteente. 'Nee,' riep Sophie gelijk terug. Ik was wat verbaasd maar voelde me aan de andere kant gevleid. De twee meisjes haalden hun schouders op en verdwenen toen. Die klim zou minstens een uur duren, had ik al gezien. Ze zouden helemaal om de rots heen moeten lopen en dan nog aan de beklimming moeten beginnen.

Ik nam plaats op een ondiep stuk in de hoek en nam Sophie op mijn schoot, die zich stevig aan me vastklemde en me aankeek. 'Je moet me iets beloven,' begon ze. Ik wilde haar al in de reden vallen met de woorden dat ze eens moest gaan genieten in plaats van denken aan haar dood, maar toen zag ik de serieuze blik op haar gezicht. 'Als ik er niet meer ben, beloof me dan dat je doorgaat,' zei ze. Ik kromp in een. Daar had je het al. 'Soph, ik kan daar echt niet al aan denken, ik... Ik zou je ziekte overnemen als het kon, ik voel me bijna schuldig omdat ik gezond ben. Soph, ik hou teveel van je om ooit dor te kunnen gaan,' antwoordde ik twijfelend, maar ze legde haar vinger op mijn lippen. 'Jouw ziekte is je liefde voor mij. Het weerhoudt je van je leven, mijn ziekte neemt zoveel kansen van je weg... Ik weet dat je altijd van me zult houden. Ik weet dat je me altijd zult missen. Ik weet dat je gebroken zult zijn. Maar ik ga niet weg, Jace. Je hebt dit nooit verdiend! Maar dit is mijn lot, niet het jouwe. Dus alsjeblieft, maak er nog wat van.' Haar smekende ogen deden het hem. 'Oké, ik beloof het. Als jij mij belooft dat, als er een geestenrijk is, je altijd over me zult "waken," stelde ik voor. Ze glimlachte even droevig en viel terug in de omhelzing. 'Als je een ding of een plek mocht kiezen waar je "in zou zitten" als geest, welk ding of welke plek zou dat dan zijn?' Vroeg ik. Misschien een rare vraag, maar het voelde als een houvast en een idee dat ik haar nooit écht kwijt zou raken. Ze was even stil, dacht na. 'De zon,' zei ze toen, en we zwegen opnieuw. Ik streek over haar haren en aaide voorzichtig haar tere rug. Bottig, hard. De oranje avondzon scheen nu recht over het water en zakte nog net niet weg. Een iets koelere bries deed de bladeren van de bomen van Ibiza ritselen. De geur van aarde en ver weg ook die van barbecue dreef voorbij. Het besef dat ik elke dag met Sophie moest plukken, kwam binnen. Gerustgesteld realiseerde ik me dat ik dat ook had gedaan tot nu toe. Dat ik haar alles had gegeven en dat zij nog meer aan mij had geven. Ik dacht na. Na over haar woorden. En ik legde me erbij neer. Natuurlijk zou het niet makkelijk worden als ze er niet meer zou zijn. Maar ze had gelijk. Ik kon mijn leven niet opgeven omdat de hare was gestopt. Ik zou doorgaan, al was het voor haar en niet voor mij. Het zou me gelukkig maken, omdat ik zou weten dat het was wat zij had gewild.

Toen drong het tot me door.
Haar lichaam.
Het was zwaarder geworden.
Haar hoofd op mijn schouder.
Haar zachtheid verdwenen.
Haar lichaam.
Haar lichaam was leeg.
In haar lichaam zat geen Sophie meer.

De zon zakte weg achter de waterrand.
Ze ging onder.
Sophie ging onder.
Naar een plek die ik niet kon zien.
Naar een plek waar de nacht nooit viel.
Naar een plek waar het licht was.
Morgen zou ze weer opkomen, die zon.
Zou ze me weer licht geven voor een nieuwe dag.
Ook al was die zon op een andere plek dan ik was.



Ik ga je missen, Sophie.

Liefde is een ziekte (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu