~12~

1.1K 66 3
                                    

Pov. Jace

Ik voelde hoe ze met mijn bewegingen mee ging. Ze sloeg haar armen om mijn nek en een innige warmte verspreidde zich over mijn lichaam. Voorzichtig pakte ik haar middel terwijl onze lippen elkaar niet loslieten. Even voelde het alsof wij de enige twee op de wereld waren. Alsof we samen alles aan konden. Alsof al mijn problemen en verdriet door haar lippen werden weggenomen. Ze stapte terug, hijgend. Ik was teleurgesteld, maar merkte dat ik ook even lucht nodig had om bij te komen. Toen pas merkte ik de tranen in haar waterige ogen op, ze deed niet haar best ze ook maar enigszins te verschuilen. Troosten was niet een van mijn beste kwaliteiten, bovendien had ik geen idee of ik degene was die haar had laten huilen. Waarom was ze dan meegegaan in mijn kus? Alsof ze mijn gedachten kon lezen, legde ze haar hand op mijn arm en kneep er zachtjes in. Een zwakke glimlach krulde zich om haar lippen, enkele tranen rolden vanuit haar ooghoeken over haar wangen. 'Dankjewel,' fluisterde ze zachtjes. Ik moet erg verbaasd hebben gekeken, want ze lachte door haar tranen heen. Ze kneep nog één keertje zachtjes in mijn onderarm en draaide zich toen om, waarna ze het gebouw weer binnenstapte. Er was voor mij geen twijfel meer dat dit te maken had met haar "geheimpje." Ik twijfelde er dan ook niet aan dat ik iets fout had gedaan, en de manier waarop ze me na de kus had behandeld wees er ook niet op dat ze boos was. Ik hield mezelf voor dat ze gewoon wat tijd nodig had. En in was bereid die haar te geven.

'Heey, mijn paar... Tranen, hadden niets met jou te maken, hoor,' verzekerde ze me bij het ontbijt, de volgende dag. Aangezien Myra, Bell en Destiny nog niet opwindend over onze kus kirden, ging ik ervan uit dat Sophie ze nog niets verteld had. Ik ook niet, daarvoor was het nog te intiem en -ik haatte het om te zeggen- te onzeker. Ik knikte, glimlachend. 'Weet ik,' antwoordde ik. Ze fronste even verbaasd, maar voordat ze wat terug kon zeggen werd ze onderbroken door Daniëlla. 'We vertrekken zo naar het museum. Vergeet je tassen niet, je kan ze nu even boven halen. Over tien minuten staat iedereen bij de bus.' Ze sloot het ontbijt af. Ik pakte Sophie voorzichtig bij haar arm voordat ze naar de slaapzaal kon lopen. Vragend keek ze om. 'Kom je straks naast me zitten?' Vroeg ik. Gek genoeg voelde ik dat ik erg zenuwachtig was bij die vraag. Ze trok een medelijdend gezicht. 'Sorry, ik zit al naast Destiny. Maar Mark is nog vrij...?' offerde ze. Ik lachte even. Ik was al weer bijna vergeten dat ze relatief nieuw was, en dus nog niet wist dat Mark en ik het niet bepaald goed met elkaar konden vinden. 'Is goed,' antwoordde ik lief. Blij dat haar voorstel positief werd ontvangen, lachte ze naar me. Daar deed ik het voor. Ze excuseerde zich en volgde de andere meisjes de trappen op.

'Heeft hij je al gevraagd?' Vroeg Destiny. Ik giechelde even, nam het aan als een grap. Maar toen zag ik hoe serieus ze me aankeek. Ik herstelde even kort en schudde mijn hoofd. 'Wil je dat hij dat doet?' Die vraag had ik liever ontweken. Het bloed steeg naar mijn wangen en zenuwachtig friemelde ik met de ring om mijn vinger. 'Ik weet het niet,' verzuchtte ik. 'Het is allemaal... Moeilijker dan het lijkt,' besloot ik te vervolgden. Wonder boven wonder stelde Destiny geen vragen meer, knikte simpelweg en keek weer dromerig voor zich uit. Ik vroeg me af of ze aan Mark dacht. Was ik ooit in staat om ook zo aan Jace te denken?

Ik pulkte aan de naamsticker op mijn borst en trok het papiertje, inclusief de plakkerige lijm, van mijn shirt af. Onzinnige bullshit. Mijn gezelschap slenterde langs de schilderijen. Het meisjesgroepje, zoals ik ze de eerste les had gemarkeerd, bestudeerde een schaal met fruit waar mensenhoofden in te herkennen waren, terwijl de jongens gefascineerd een donker geschilderde horizon boven New York bekeken. Ietwat verdwaald keek ik rond, maar zag niets wat me erg interesseerde. Toen voelde ik een paar vingers in de mijne schuiven. Verbaasd wilde ik om kijken, maar Jace trok me al mee. We sloegen half struikelend, half rennend de hoek om, een andere gang in. Lachend volgde ik hem. 'Je moet dit zien,' bleef hij maar roepen. En dan bleef ik maar antwoorden: 'Wat dan?' Heel wat bochten en gesleur later, zag ik dat we aangekomen waren bij een andere ruimte waar in plaats van muren grote glasplaten zaten. Ook het dak was van glas. Het moest wel een uitspatting in het museum zijn. Fel zonlicht viel door de doorzichtige wanden op het schilderij in het midden van de kamer. Jace liep ernaartoe terwijl hij mijn arm -eindelijk- losliet. Ik kneep mijn ogen dicht tegen het licht en probeerde de steken in mijn hoofd te negeren. Alsof ik enorm enthousiast was, volgde ik hem. Stap voor stap, proberend mezelf wijs te maken dat ik oké was en de kamer niet zo draaide. Een opborrelend misselijk gevoel nam de overhand van mijn hoofdpijn en al zwetend sloeg ik een hand voor mijn mond. Jace scheen niets te merken en liep gestaag door, de ruimte was flink langgerekt. Mijn ademhaling was kort en oppervlakkig, mijn oriëntatievermogen nam af. Ik wilde zijn naam roepen, zijn hulp vragen, maar ik kreeg de woorden niet over mijn lippen omdat ik bang was dat het misselijke gevoel zich dan zou uiten. Met moeite slikte ik mijn slijmachtige spuug door. Het felle licht leek tot in mijn hoofd binnen te dringen.

Verdomde ziekte.

Korte horten en stoten adem bliezen over mijn lippen. Ver weg hoorde ik Jace praten, hij was zo gefascineerd door het schilderij waarbij hij inmiddels was aangekomen dat hij niet eens doorhad dat ik nooit aan was gekomen. Waar aan was gekomen? Een verward stemmetje in mijn hoofd liet me twijfelen aan waar ik was en wat ik daar deed. Was ik thuis? Op school? In de bus? Het licht sijpelde over mijn kleren, sneed mijn ogen binnen als een mes. Een steek schoot door mijn hoofd en ik duwde mijn handen paniekerig tegen mijn slapen. Mijn nek voelde stijf, ik masseerde hem terwijl ik tegen de muur zakte en mijn braakneigingen probeerde te negeren. Jace, waar was je? Waar was ik? 'Jace!' Schreeuwde eik huilend. Snikken verlieten mijn mond terwijl ik kreunde van de pijn. 'Jace!' Schreeuwde ik harder. Ik hoorde de paniek in mijn eigen stem. Toen, zonder dat ik er ook maar iets tegen kon doen, braakte ik pijnlijk en kotste mijn ontbijt over de museumvloer heen. De tranen stroomden over mijn wangen toen ik wegkrabbelde van het vieze plasje op de vloer en begon te schreeuwen vanwege de helse hoofdpijnen. 'Soph? Sophie!' Jaces voetstappen snelden mijn kant op, maar ik kon mijn ogen niet openhouden om hem aan te zien komen. Ik liet mezelf achterover op se grond vallen terwijl ik nog steeds mijn hoofd vasthield.  'Jace,' fluisterde ik, waarna ik het bewustzijn verloor.

Liefde is een ziekte (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu