Hoofdstuk 8

676 53 6
                                    

Luna

Ik wreef vermoeid in mijn ogen. Waarom was het zo slaapverwekkend om wakker te blijven? Oh, wacht, ik weet het antwoord al; sinds dat ik hier binnen ben gekomen en de deur achter mij dichtviel heb ik geen oog dicht gedaan. 

Natuurlijk deed ik mijn ogen wel toen mijn gijzelaar het vuur aanstak. Het vuur was gewoon té fel. Waarschijnlijk waren mijn ogen daardoor ook wel een beetje beschadigd. Ik bedoelde; ik zag amper iets.

Met samengeknepen ogen keek ik in de smerige spiegel. Ik zag mezelf als een wazige schim. Door het kleine beetje licht van de fakkel aan de muur zag ik nog net iets van mezelf.

Ik vroeg me af hoelang het nog duurde voordat Henk weer terug kwam en me mee zou nemen naar zijn meester. Ook was ik bang dat die meester Heer Voldemort was. Hij was een gruwel en ik wilde niet dat hij mij zou doodde. Natuurlijk ben ik niet bang van de dood, maar laat het dan iemand anders zijn. Iemand die anders zichzelf zou moeten opofferen en ik dan zou zeggen dat ik wil dood kon. Liever niet, maar ja.

Via de muur gleed ik naar de grond. Ondanks dat het voelde alsof het al een hele tijd geleden was, dat het vuur de vloer likte en de ruimte verwarmde -voelde de kamer weer aan als een koele, donkere kamer. Alleen was nog niet alle warmte eruit, jammer genoeg.

Ik knipperde vlug met mijn ogen en probeerde uit alle macht weer helder te zien. Het werkte niet. 

Er weerklonk een stem achter de deur vandaan. 

'Goedenavond, Luna Rolline.'

'Ook hallo,' zei ik zacht en hield mijn ogen dicht. Ik kon toch amper iets zien, dus waarom zou ik mijn ogen open hebben. Het zou alleen maar meer kracht verspillen door meer te proberen. Ik kon me beter concentreren op wat Henk zou gaan zeggen.

'Nog steeds zo vriendelijk?' vroeg hij kalmpjes. Ik zuchtte en had hem het liefst willen wurgen. Wurgen, omdat hij mij liet verhongeren, liet uitdrogen. Ik zou over een paar dagen dood kunnen zijn. 

'Altijd,' zei ik en grimaste. 

'Ben je zeker van  je antwoord, Rolline?' vroeg Henk door. Wurg, wurg, wurg, wurg.

'Nee,' zei ik uiteindelijk. 'Mijn ziel wilt je wurgen, maar wie weet wat jij kan doen.' 

'Tja, wie weet,' zei Henk. 

Ik trok mijn knieën op, sloeg mijn armen er omheen en legde mijn hoofd erop. Slapen, dacht ik alleen maar, uitrusten, eten, drinken, naar de wc.

Het leek erop dat Henk alweer weg was. Misschien kon ik even een dutje doen. Hij had gezegd dat het avond was, dus sliep iedereen van Zweinstein al wel. Of zat iedereen nog te eten van het heerlijke maal in de Grote Zaal. 

Het water liep me in de mond, als ik eraan dacht. Niet aan denken dus. 

Misschien was Sirius ook wel in de Grote Zaal. Zat hij plannetjes te bedenken met zijn vrienden om mij nog een keer te grazen te nemen. Of Serverus Sneep. Die was ook altijd de pineut als de Marauders in de buurt waren. 

Ik dacht aan Josh. Zou hij me missen? Natuurlijk, Luna, doe niet zo stom. Hij was m'n Merlijnverdomme broer. Josh wist echt wel wanneer ik weg was. Hij zag me elke dag. Ik mistte hem in ieder geval wel. Mijn bloedeigen broertje. 

Zou Sirius mij missen? Merlijn, wat was er met mij? Denken dat Josh me niet zou missen en Sirius wel? Natuurlijk miste hij me niet. Hij pestte me altijd. Misschien zou hij me missen als boksbal, maar niet als een vriendin of familielid. 

Ik moest erover ophouden, nadenken over mensen die mij miste. 

Plots klonk er een vreemd geluid. Alsof er iemand tegen muren en deuren werd aan geslingerd. Er klonk wat geschreeuw, maar ik kon niet achterhalen wat er werd geschreeuwd. 

Misschien was het wel Henks meester die het kasteel was ingelopen en nu een paar leerlingen vermoordde. 

Ik huiverde en er klonken stemmen die steeds luider werden. Daarna was het stil.

Heel erg stil... en ook erg lang. Ik kroop helemaal naar de hoek en verwachtte het ergste. 

En misschien was dat het ook wel, toen er een heel harde klap luidde.

Alvast een fijne zomervakantie!!

Marauders: Captured SoulWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu