Hoofdstuk 27

478 29 8
                                    

EPILOOG

2 weken later

Vlug pak ik Rose' hand vast en sleur haar mee de gangen door. We moeten snel zijn, voordat Vilder ons te pakken krijgt.

Ondertussen hebben we de slappe lach, dus het rennen gaat wat moeilijk. Zeker als je de trap op probeert te rennen en een zware tas bij je draagt.

'Volgens mij zijn we 'm kwijt,' hijgt Rose, als het lokaal in zicht in. 

'Ik denk het ook,' stem ik in en wrijf de tranen van mijn wangen weg. 

'Ahw, moest je huilen?' zegt Rose met een kinderstemmetje en ze grijnst. 

'Nou sorry als ik de slappe lach heb en intussen moet rennen,' zucht ik lachend. 'We moeten nu wel snel zijn, anders sluit Kist de deur.'

We rennen met onze laatste energie naar het lokaal en nemen net op tijd plaats, voordat de leraar de deur sluit. 

'Goedemorgen kinderen,' zegt Kist als hij zijn les begint. 

We luisteren echter niet en fluisteren met elkaar. 

'Waar waren jullie in de pauze?' fluistert Maddy die voor ons zit. 

Ik grijns en begin uit te leggen dat we Vilder hadden gefopt door vuurwerk in bonbons te stoppen. Hij had één gegeten en daarna kwam er het een en ander vuurwerk uit zijn mond. Het was geen gevaarlijk vuurwerk. Alsof het gezichtsbedrog was.

'Misschien mag ik Vilder dan ook niet,' begon Jane. 'Maar dat is best gevaarlijk.'

'Het was nep-vuurwerk,' zei Rose onschuldig. 'Dus is het niet héél gevaarlijk.'

Ik grijns en staar door het raam. Ik zie niet veel, omdat de ramen wazig zijn, maar ik weet dat het regent. Niet vreemd, als je de regen tegen het glas hoort tikken en er zacht gerommel van onweer klinkt. 

Het is een rustgevend geluid. 

Dromerig staar ik naar het beslagen glas en luister naar de geluiden. Jammer genoeg klinkt Kist zijn stem op de achtergrond. Niet dat ik daar echt naar luister. 

Uit het niets port iemand me in mijn zij en krimp ik in mekaar. 

'Wakker worden,' zegt Rose lachend. 'De bel is net gegaan.'

Ik begin ongelovig te lachen. We waren nog geen twintig minuten in het lokaal. 

'Hoe laat is het?' vraag ik en pak mijn spullen in, voordat ik opsta. 

'Tijd om naar de Marauders te gaan,' zegt mijn beste vriendin. 'We hadden afgesproken met z'n allen bij het Zwarte Meer om Bezweringen te skippen.'

Ik snuif. Hoe kan ik dat zijn vergeten?

We lopen het lokaal uit met Maddy, Jane en Louise en lopen de gangen uit naar buiten. 

'Oh regen,' piept Louise, als ze een stap buiten zet en meteen weer naar binnen rent. 

Ik grinnik om haar actie en blijf in de regen staan. 

'Je bent toch niet van suiker?' zeg ik grijnzend. 

'Nee, maar ik wil niet dat mijn prachtige haar nat wordt,' antwoordt Louise overdreven en Maddy knikt instemmend. 

'We kunnen ook gewoon iets in de Leerlingenkamer doen,' stelt Rose voor. 'Dan halen we de jongens even en nodigen we ze een keer bij ons uit.'

'Ja, we zitten altijd bij hun,' knikt Jane. 'Nu een keer gezellig bij ons.' Ze klapt enthousiast in handen en springt op en neer om warm te blijven in de kou. 

'Maar misschien zitten ze er al,' zeg ik en wijs achter me. 'Anders haal ik ze wel.' 

De meiden stemmen in en ze nemen mijn tas mee naar de Leerlingenkamer.

Ik ren door de regen over het bordes naar het meer. Ik was toch al natgeregend, dus maakt de regen nu niet meer uit. 

Uiteindelijk kom ik uit bij het meer en zie ik één gedaante zitten op een rots. Een behaaglijk gevoel kruipt in me op, maar ik loop er op af. 

'Hallo?' zeg ik zodat de gedaante zich naar me toe draait. 

Hij draait zich om en ik glimlach. 

'Hey,' zegt Sirius met een grote glimlach. 'Kom zitten.' Hij steekt zijn hand naar me uit. 

'Het is toch veel te koud om hier te blijven?' zeg ik en een rilling glijdt over mijn rug. 

Een paar plukken van mijn blonde haar -dat ik tot een staart had gebonden- plakt aan mijn gezicht en de regen druipt van mijn gezicht. Mijn uniform is ook doorweekt en is koud tegen mijn huid. 

'Nee, hoor,' zegt Sirius. 'Het is juist heerlijk om even koud te worden van de regen, genieten van het geluid op het water en daarna lekker warm voor de houtkachel zitten om op te warmen. Met warme chocomelk natuurlijk.'

'En marshmallows,' zeg ik lachend. 

Ik pak zijn hand aan, die Sirius de hele tijd al liet hangen. Hij helpt me de rots op te komen, ondanks dat het niet heel hoog is. 

Mijn aandacht wordt getrokken door het geluid en aanzicht van de regen die op het meer neervalt. Het is nog meer rustgevend dan dat het op het raam tikt. 

'Mooi, hè?' vraagt hij zacht en hij pakt mij hand. 

'Waar zijn de anderen, eigenlijk?' zeg ik in plaats van antwoord te geven. Sirius grijnst. 

'Heb ik vermoord in het bos,' grapt hij. Ik rol mijn ogen, maar glimlach. 'Nee, die zijn in de Leerlingenkamer. Ze vonden het te koud en nat buiten.'

Ik snuif en Sirius slaat een arm om me heen. 

Opgelucht leun ik tegen hem aan en laat mijn zorgen mee spoelen met de regen. Eindelijk kan ik ontspannen. Geen stress van Je-Weet-Wel, de angst dat ik vermoord zou worden in een vreemde kamer -ook wel de Kamer Van Hoge Nood-, of dat ik werd bedolven met slijm, glitter of yoghurt. 

Natuurlijk bedenk ik me wel zorgen nu. Zoals dat als ik een verkeerde beweging maak, ik van de rots afglijd. Of dat ik wordt betrap door spijbelen, of dat Vilder me te pakken krijg. 

Maar die zijn vergeleken met mijn oude zorgen, minder erg, minder frustrerend, enzovoort. 

Als ik afgelopen zomervakantie geweten dat me dit te wachten stond, weet ik niet of ik nou naar Zweinstein was terug gekeerd of niet. 

Het begin is namelijk vreselijk. Opgesloten in een kamer, blind en gegijzeld worden door je beste vriendin. Dan zou ik niet zijn terug gekomen naar school. 

Maar daarna kreeg ik wel verkering met Sirius. Ik wordt niet meer gepest en heb veel meer vrienden. 

Het is maar goed dat ik het mezelf niet kan vertellen in het verleden. Want misschien was dit dan nooit gebeurd. Wie weet. 

'Wil je terug naar binnen?' vraagt Sirius uiteindelijk, zodra de regen overgaat in miezer. 

'J-ja,' ril ik en lach. 

'Ahw, je lippen zijn helemaal blauw,' zegt hij medelevend en hij omhelst me. 

Ik verberg mijn koude gezicht in zijn net zo koude trui en ik glimlach. 

Zodra ik me weer terugtrek kijken we elkaar diep in de ogen. 

Hij wil me zoenen

Ik druk mijn koude lippen tegen de zijne en geniet van het warme gevoel in mijn buik. Zo vergeet ik de kou en alles om me heen. Ik vergeet de meiden, de lessen, de gijzeling en alle problemen.

De wereld bestaat alleen uit Sirius en ik. En niets kan daar tussen komen.


Marauders: Captured SoulWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu