Hoofdstuk 3

261 3 0
                                    

Wat ga ik aandoen? Elke ochtend is het weer hetzelfde dilemma. Mam zegt dat ik te veel kleren heb, maar dan denk ik dat je nooit te veel kleren kunt hebben. Ik ga een jeans aandoen met een blauwe bloesje, met een geborduurde hals. Ik ben echt dol op dat blauwe bloesje. Ik hou het bloesje voor me en kijk in de spiegel. Ik wend mijn blik van de spiegel af en mijn glimlach verandert in een triest gezicht. Ik denk aan hem. Dat bloesje had ik aan op de dag dat ik hem ontmoette. Ik begin te dromen. 'Silka! Blijf met je voeten op de grond. De realiteit is niet wat je denkt. Je moet verder met je leven', roep ik mezelf tot de orde. Met een zucht pak ik mijn bruine laarsjes. Waarom is alles toch zo ingewikkeld. Ik open mijn gordijnen en zie dat het nog donker is. Ik zal maar een fluovestje aandoen, zeker. Kunnen ze die vestjes niet wat mooier maken? Niemand loopt graag als een verlichtingspaal rond. Maar ja, veiligheid voor alles. Ik kijk op de klok. 7:40. Ik ren de trap af, met mijn boekentas op mijn rug, prop een muesli reep in mijn mond, doe mijn jas aan en pak mijn fiets. O ja, helm niet vergeten. Het ziet er ook belachelijk uit, maar nadat ik die cursus over veiligheid moest volgen, vergeet ik nooit meer mijn helm op te zetten. 'Mam, ik ben weg!' roep ik door het huis. 'Tot vanavond, schatje!' krijg ik als antwoord. Ik doe de garagepoort open en snuif de koude lucht op. De wind blaast in mijn gezicht. Ik probeer mijn gezicht in mijn sjaal te verstoppen en dan vertrek ik. In de verte zie ik een rood licht branden. Dan begin ik sneller te trappen. Zou ik te laat zijn? 'Eindelijk ben je er! Ik sta hier al een kwartier te wachten', glimlacht Gitte. 'Niet overdrijven, hé', glimlach ik terug. 'En heb je hem nog gesproken?' vraagt Gitte. 'Nee en dat ben ik ook niet van plan', zeg ik redelijk brut. Gitte kijkt me bezorgd aan: 'Je kan hem niet blijven ontwijken.' 'Dat weet ik. Maar als ik hem zie, klap ik dicht', antwoord ik. 'Wees is wat zelfzekerder. Als je jezelf niet kan zijn bij hem is hij het niet waard', zegt Gitte met een serieuze blik. Ik weet dat Gitte gelijk heeft. Maar toch durf ik hem nog niet direct onder ogen te komen:' Ik zal wel zien. Maar nu even een ander onderwerp graag. Hoe is het met Tim?' Er volgt een korte stilt. Dat betekent niet veel goeds. Ik wou juist iets anders zeggen om van onderwerp te veranderen en dan antwoordt ze: 'Goed, denk ik. Alleen zie ik hem niet vaak. Hij heeft het te druk met zijn studies. Hij maakt nooit tijd voor mij. Ik mis hem Silka. Wat moet ik doen?' Er verschijnen tranen in Gittes ogen. Ik weet niet goed wat te zeggen. Voor mij waren zij het perfecte koppel. Ik kijk Gitte aan en zeg: Het komt wel goed. Het komt allemaal goed.'

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu