Hoofdstuk 17

81 3 0
                                    

             De dag van de wedstrijd
Ik stap een beetje rond aan de zijkant van de piste. Ik weet niet waarom maar om de één of andere reden wil ik hem zoeken. Ook al weet ik niet wat ik tegen hem moet zeggen, toch wil ik hem zien. Ik schrik van een stem die weer namen afroept. Maar deze keer roepen ze de namen met de plaatsen af. 'O nee, de prijsuitreiking', denk ik bij mezelf. Snel ren ik naar de menigte die rond een podium staat. Met wat gewring geraak ik tot op de eerste rij. Ik schrik wanneer ik hem zie staan. Snel probeer ik me weer uit de voeten te maken, maar nu komt hij achter me aan. Ik begin wat sneller te stappen, maar het lukt hem om mijn arm vast te pakken. 'Zeg, wacht eens even', glimlacht hij. 'Waarom zo'n haast?' 'Dat kan ik ook aan jou vragen', zeg ik boos. Hij kijkt me verbaasd aan, alsof hij niet weet waarover ik het heb. 'Je weet heel goed waar ik het over heb!' roep ik nu. 'Hé, doe eens even rustig', hij kijkt me geschrokken aan. Weet hij dan echt niet meer wat hij gedaan heeft? 'Waarom was je opeens weg?' zucht ik. Hij begint te lachen alsof ik iets grappig zei. Nu word ik terug boos: 'Vind je dat grappig! Ik draai me even om en jij bent weg, en meneer vindt dat grappig!' 'Oké, kalmeer even, dan leg ik het uit. Terwijl jij aan het bellen was, hoorde ik dat ze begonnen met de prijsuitreiking. Ik wist dat ze zouden beginnen met verspringen dus moest ik er direct naar toe. Ik wou het je nog zeggen, maar je was te druk in gesprek en ik wou je niet storen', vertelde hij me. 'Oow, daarom dus. Dit is gênant, zeg', ik sla mijn hand tegen mijn hoofd. 'Dus je vond het erg dat ik weg was', grijnst hij. 'Haal je maar niks in je hoofd', waarschuw ik hem al lachend. 'Hoeveelste ben je geworden?' vraag ik dan. 'Je had gelijk dat ik mijn knieën hoger moest houden want dat heeft me een plaats gekost. Ik sta tweede', hij toont zijn medaille. 'Woow, daar mag je wel trots op zijn hoor', zeg ik terwijl ik de medaille bewonder. 'Ach, ik heb er al zoveel. Je mag hem hebben als je wilt', voor ik iets kan zeggen, doet hij de medaille rond mijn hals. Daar stonden we wat verlegen te lachen. Tot opeens zijn blik wat serieuzer werd: 'Laten we anders elkaars nummer geven? Dan kunnen we elkaar bereiken als er één van de twee plots weg is.' 'Goed idee', ik pak mijn gsm en hij zegt me zijn nummer. Dan stuur ik een sms naar hem zodat hij ook die van mij heeft. 'Nu kunnen we elkaar altijd bereiken', grijnst hij weer. Ik word zo verlegen als hij me met die blik aankijkt. 'Eumhh, zullen we iets gaan drinken? Ik trakteer', hij stapt al weg en doet teken dat ik mee moet komen. Ik volg hem maar.

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu