Hoofdstuk 29

56 3 0
                                    

Het was een spannende wedstrijd, maar uiteindelijk won de winnaar van vorig jaar terug. Na de wedstrijd bleef pap nog even plakken en zocht ik Arne. Ik heb hem niet gevonden.
                                  ~
Het scherm van mijn gsm licht op. Een sms van Tim: 'Kom zo snel mogelijk naar mijn kot!' Geschrokken stuur ik iets terug: 'Wat is er?' Geen antwoord. Zonder na te denken, doe ik mijn schoenen en jas aan en ren naar buiten. Mam roept nog: 'Waar ga je naartoe?' Maar ik ben al weg, voordat ik nog een antwoord kan geven. Straks staat zijn kot in brand of zo. Ik wil geen risico nemen, dus trek ik een spurtje naar het treinstation. Helemaal bezweet en ongerust neem ik plaats in de trein, die zoals altijd bomvol zit. Na een korte rit en een eindje te hebben gestapt, sta ik voor de deur van het grote, witte gebouw. Er is geen brand en geen Tim. Het is muisstil in het hele gebouw. De deur van Tim zijn kot staat op een kier. Zachtjes doe ik de deur open en ga naar binnen. Er is niemand. Ik kijk wat rond en zie dan een boek op de ronde tafel liggen. Het boek met de post-it. Er staat iets bijna onleesbaar gekrabbeld op de post-it: 'Je moet niet ver zoeken om gelukkig te zijn! De dierbaarste schat bezit je al!' Wat bedoelt hij daar nu mee? Ik haal de post-it weg en doe het boek open op een willekeurige bladzijde. Verbaasd slaag ik mijn hand voor mijn mond. Niets. Er staat niets, helemaal niets. Ik blijf door het boek bladeren, maar alle pagina's zijn leeg. Dit kan toch niet?! Er wordt op de deur geklopt. Nik staat in de deuropening. 'En waarom mocht ik niet aan een boek komen waar niets in staat?' mompel ik. Hij zucht en schraapt zijn keel voor hij begint aan zijn uitleg. 'Eerst dacht ik dat jij Gitte was, omdat je pas laatst je naam zei. Maar ook als ik wist dat jij een gewone vriendin was, dan had ik het nog altijd moeten verzwijgen', hij sluit de deur en leunt dan tegen de muur met zijn armen gekruist. 'Ik begrijp het niet. Wat moest je verzwijgen', mompel ik nog altijd verbaasd. 'Dat moet je zelf uitzoeken. Er is iets met dat boek en ik kan je niet vertellen wat, want anders...', Nik haalt zijn schouders treurig op. 'Anders wat?' ik blijf ongeduldig aandringen. 'Neem het boek mee en kijk er thuis maar naar. Binnenkort wordt alles duidelijk', Nik blijft me raar aankijken. Wat is hier toch aan de hand? En waar is Tim? 'Kijk maar naar buiten', hij wijst naar het raam, alsof hij mijn gedachten kan lezen en er direct een antwoord op geeft. Nik verbaast me elke keer. Die jongen verbergt veel meer dan ik kan geloven. Ik draai me om en stap dan naar het raam. Met mijn gezicht tegen het koude glas gedrukt, kijk ik naar buiten. Ik smelt bijna weg door wat ik daar zie. Tim en Gitte staan hand in hand naar elkaar te kijken. Ik denk dat alles weer goed zit tussen die twee. Een kleine steek van eenzaamheid gaat door me heen. Nu weet ik wat hij bedoelt met 'Je moet niet ver zoeken om gelukkig te zijn! De dierbaarste schat bezit je al!' Zo snel ik kan loop ik de kamer uit met het boek in mijn handen. Nik kijkt me verbaasd na en roept nog: 'Waar ga jij zo gehaast naartoe?' 'Naar mijn geluk!' roep ik enthousiast terug. Als een gek loop ik naar het station en neem de eerste trein terug.

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu