Hoofdstuk 12

92 3 0
                                    

'Hé!' Iemand onderbreekt ons gesprek. Juist op het moment dat hij waarschijnlijk (hoop ik) zijn liefde voor mij zal verklaren, komt iemand dat storen. Ik kijk op om te zien wie het is. O, fijn. Daar komt Merel aangelopen. 'Hey, ik heb geen vervoer en van mijn ouders mag ik niet alleen in het donker naar huis stappen. Dus zou je met me mee willen, please!' Merel kijkt hem met puppy ogen aan. Hij kijkt van mij naar Merel en omgekeerd. Dan kijkt Merel ook naar mij en doet heel onschuldig: 'O, sorry. Ik had je niet zien staan. Het spijt me als ik jullie gesprek verstoord heb. Waarschijnlijk stap jij al met eumhh, hoe heet jij ook alweer? Was het Sisi of ...' Ik kijk haar boos aan. Hoe zielig kun je zijn?! Wie gelooft dat nu. 'Silka!' roep ik zo'n beetje. 'Ja, dat was het. Dus ik zal dan maar alleen naar huis gaan', ze stapt zigzaggend weg alsof ze dronken is. 'Wacht!, roept hij naar haar. Nu kijkt hij naar mij: 'Silka, zou je het erg vinden mocht ik met haar mee gaan. Volgens mij is ze dronken en het zou onverantwoord zijn haar in deze toestand alleen naar huis te laten gaan.' 'Ja, doe maar', zeg ik beteuterd. 'Ik zie je nog, hé', en dan stapt hij met Merel weg. Ik kan haar nek wel omdraaien, zo kwaad ben ik. Als het kon, zou er nu stoom uit mijn oren komen. Eenmaal thuis nemen de tranen het over. Hij had met mij kunnen mee stappen. Maar nee, hij koos ervoor om met Merel mee te gaan. Ik weet ook wel dat hij dat deed omdat hij dacht dat ze dronken was. Maar toch! Ik plof op mijn bed neer en huil mezelf in slaap.
~
Wat is het weer een mooie dag', zucht ik terwijl ik uit het raam van de train staar. Ik ben vandaag vroeg opgestaan omdat ik niet zo goed kon slapen. En omdat ik toch nog naar Tim moest, dacht ik waarom niet nu. Op dit moment heb ik wel spijt dat ik hier zit. Normaal gesproken lig ik nu in mijn bed een goed boek te lezen, maar in plaats daarvan zit ik geplet in een overvolle train. Eindelijk, we zijn er. Ik zoek een weg door de train en met wat geduw en getrek geraak ik er toch uit. Gelukkig is Tim zijn kot niet zo ver van het station, want veel zin in een lange wandeling heb ik niet. Hier rechtdoor en dan naar links. Oversteken en dan naar rechts. Het grote witte gebouw staat voor mijn neus. Ik wilde juist op de deur kloppen, maar Tim kwam net aangelopen. 'Hey.' 'Hey, jij bent ook een vroegevogel', en hij laat me binnen. 'Zin in een tas koffie?' hij pakt twee mokken uit één van de kleine kastjes boven de wasbak en schenkt ze in met koffie. 'Ja, graag', knik ik. Hij geeft me één van de twee mokken en neemt zelf een paar grote slokken. 'Gaan lopen?'
'Ja, al die overtollige kilo's moeten er ook eens af ', hij wrijft over zijn niet zo platte buik. 'Valt nog mee', lach ik. 'Ik zou ook eens moeten gaan lopen, maar de energie heb ik daar niet voor.' 'Nochtans, jij doet toch polsstokspringen. Daar wordt je toch ook fit van', hij kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Niemand heeft gezegd dat ik daar goed in ben', starend in mijn mok denk ik aan die keer dat ik in dat water viel. Op dat moment wou ik echt stoppen met polsstokspringen, maar dat kon ik mam en pap niet aandoen. Ze hadden veel betaald voor die lessen en dan zou ik zomaar stoppen. 'Wat brengt jou eigenlijk hier?' vraagt Tim opeens.

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu